It(em) gielijs van velthem die inde vroente henrix colve hadde doen/ setten mathijse mychiels voir seke(ren) scepen(en) brieve van loeve(n) spre/ kende van xi gulden rijders en(de) vi mudde corens d(er) maten va(n)/ loeve(n) die hij op den voirs(creven) mathijse gevo(n)nist heeft heeft/ de selve vroente gevisenteert met scepen(en) van loeve(n) daer de/ voirs(creven) mathijs niet en was en(de) heeft daer om de selve vroente/ na den rechte der stat van loeve(n) beleydt cor(am) oppendorp/ vynkenbosh no(vembris) vii