It(em) uut dien dat de voirs(creven) henrick lyevync als geleyt sijnde tot den / haefleke(n) goede(n) des voirs(creven) jans van boechout en(de) willems wellens en(de) / mids macht vande(n) selve(n) beleyde alrehanden en(de) div(er)sen p(er)sonen / zeke(re) quita(n)cien [voir scepen(en) van loven(en)] gegeven heeft van veelrehande(n) so(m)me(n) van gelde die / hij gekent heeft gehave(n) hebbende vande(n) goede(n) des voirs(creven) jans en(de) / willems dair toe sij met scepen(en) brieve(n) van loven(en) come(n) sijn als goede(re)? / die wae(re)n jonck(er) jans he(re) te wezemale (et)c(etera) Soe sijn de voirs(creven) jan en(de) / wille(m) des come(n) voir scepen(en) van loven(en) en(de) hebbe(n) gelooft openb(airlic) den voirs(creven) / henr(icke) lyevinc w(er)t dat he(m) dair om e(n)nige(r) stoot shijnder geschiede of scade / lede dat sij he(m) d(aer) af altoes aen ene(n) yegelike(n) scadeloes en(de) co(m)merloes / houde(n) en(de) ontheffen selen sond(er) argelist cor(am) eisde(m) /