SAL7735, Akte: R°199.2-V°199.1 (222 van 384)
Zoek akte
Vorige | Volgende
Akte R°199.2-V°199.1  
Act
Datum: 1442-01-29

Transcriptie

2016-02-23 door xavier delacourt
Cond zij allen lieden dat de momboe(re)n en(de) meesstersse sgodshuys vand(er) banck by loeven(en) /
in teg(enwoirdicheit) (et)c(etera) hebben gegeven en(de) bekent dat sij gegeven hebben inden name en(de) van /
weghen vanden voirs(creven) cloest(er) gielijse gheerts van tieldonck de goede des selfs godsh(uys) /
gelegen te tieldonck Te houden te hebben en(de) te wynnen ene van half merte naestco /
mende ene(n) t(er)mijn van seventhien jae(re)n langc deen nae dand(er) daer nae sond(er) myddel /
volgende dats te weten dat de voirs(creven) gielijs hebben sal alle de lande beemden /
eeuselen den voirs(creven) godsh(uys) ald(aer) toebehoe(re)nde metten huysingen also sij d(aer) belegen /
sijn houden(de) te gad(er) drie en(de) veertich boe(n)de(re)n en(de) iii drie dach(mael) oft daer omtrint /
uutscheyden den elsbroeck die(n) [sal de] voirs(creven) godshuys [wynnen he] behouden sal tot sijnen p(ro)fijte [gelijc hierond(er) gecleert steet] /
den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde jaerlex om vijftich mudde rogs en(de) een half goet en(de) payabel /
pachtcoe(re)n wel bereydt met wanne en(de) met vloegelen te sent andries misse apostels /
te betalen en(de) te loeven(en) te leve(re)n den voirs(creven) momboe(re)n ende meest(er)sen d tot behoef des /
voirs(creven) godshuys jaerlix den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde en(de) telken t(er)mijne alse vervolghde /
schout It(em) sal de voirs(creven) gielijs geven ende leve(re)n der voirs(creven) meest(er)sen alle jae(re) vanden voirs(creven) /
goeden den voirs(creven) t(er)mijn duerende hondert kese en(de) twee en(de) vijftich pont boteren It(em) sal /
de voirs(creven) gielijs jaerlix den voirs(creven) t(er)mijn duerende leveren tseventich mandelen walms goet /
en(de) cusbar om de huysinghe vanden voirs(creven) hove mede te deckene en(de) alsmen de voirs(creven) tseventich /
walme(n) oft ande(re) walme(n) also vele alsmen daer behoeft die mijn vrouwe vand(er) banck copen sal /
ende van al dat men daer decken oft plecken sal daer af sal de voirs(creven) gielijs den montcost /
gheven ende mijn vrouwe de dachhue(re)n It(em) sal de voirs(creven) gielijs de dack roeden bitselroeden /
en(de) opperknapen leveren op sijnen cost It(em) sal gielijs voirs(creven) alle de huysinghe vand(er) ned(er)ster /
rikelen ned(er)wart op sijnen cost houden wel en(de) loflic It(em) sal de voirs(creven) gielijs den tsijs en(de)
//
co(m)mer die uut den goeden gaet betalen jaerlix ende daer voe(r) sal hij heffen den /
tsijs die tgodshuys aldaer houden(de) es te tieldonck en(de) te wespelaer It(em) waert /
also dat m(ijne) vrouwe voirs(creven) op de voirs(creven) goede yet van nuws woude doen te(m)meren /
daer af soude de voirs(creven) gielijs altemale ongehouden sijn sond(er) e(n)nigen cost daer /
op te doene It(em) waert dat sake dat den voirs(creven) gielijse bynne(n) den voirs(creven) t(er)mijne /
e(n)nighe scade geschiede van gemeynen orloghe oft van gemeynen tempeesten daer /
af sal hem m(ijne) vrouwe afslach doen gelijc ande(re) regenoten boven en(de) beneden [gemey(n)lic] doen /
selen hae(re)n pechtene(re)n It(em) sal de voirs(creven) gielijs de voirs(creven) lande wel en(de) loflic wynne(n) /
gelijc sijnen regenoten en(de) ten lesten jae(re) laten besaeyt twelf boend(er) ende een half met /
wynt(er)corne Ende den ande(re)n aert storte en(de) den derden aert brake It(em) sal de voirs(creven) gielijs /
bynne(n) den voirs(creven) t(er)mijne niet hoervruchten dan een half boend(er) voer sijn sliten Ende bynne(n) /
den letsten drie(n) jae(re)n soe en sal de voirs(creven) gielijs niet hoervruchten Ende alle tstroe dat /
vanden voirs(creven) lande comen sal dat sal altoes int voirs(creven) hof blive(n) en(de) in p(ro)fijte vanden /
voirs(creven) goeden It(em) sal de selve gielijs delsbroeck dat m(ijn) vrouwe ald(aer) behelt op dierste /
jaer alst behouden sal sijn wel bevreden also dat m(ijn) vrouwe aen de schoeten vanden /
voirs(creven) elsbroeck gheen scade en lide en(de) daer voe(r) sal hij alle de weyde vanden voirs(creven) /
elsbroke hebben
It(em) sal noch de selve gielijs m(ijn) vrouwen gheven alle jae(re) te paesschen /
vijf kese en(de) tweehond(er)t eye(re)n It(em) sal de voirs(creven) gielijs m(ijn) v vrouwen vand(er) banck /
jaerlix te sinxenen [leveren] twee pont boteren en(de) een gelte goed(er) zane(n) en(de) oec elker /
vanden neghene(n) joffrouwen vanden voirs(creven) godshuyse een pont bonte boteren en(de) /
een waelpot zanen It(em) sal de voirs(creven) gielijs ten lesten jae(re) vanden voirs(creven) t(er)mijne laten /
int voirs(creven) hof allet caf ende tstro dat hij daer inne bracht sal hebben van wat /
goeden dat daer inne comen sal sijn It(em) sal noch de selve gielijs laten te sijnen /
lesten jae(re) vier goede slote int voirs(creven) hof met hae(re)n sloetelen wel slutende en(de) ont /
slutende It(em) sal noch de voirs(creven) gielijs jaerlix den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde setten opte /
voirs(creven) goede ten meesten p(ro)fijte alle jae(re) vijfen(de)twintich willigen poten en(de) vijf /
en(de) twintich albelen poten It(em) sal de voirs(creven) gielijs m(ijn) vrouwen voirs(creven) alle jae(re) /
houden en(de) voeden twee verkene gelijc den sijnen It(em) sal noch de voirs(creven) gel /
gielijs m(ijn) vrouwen te sinxenen gheven ene(n) vetten hamel Item es noch /
vorwerde dat de vors(creven) gielijs hebben so noch hebben sal delsbroec houden(de) /
een boend(er) oft d(aer)omtri(n)t gelege(n) in de vors(creven) p(ro)chie van tyeldonc den vors(creven) /
t(er)mijn due(re)nde op de vueghe en(de) condicie hierna bescreven Te weten dat /
de selve gielijs dat driewerf getydichlic houwen sal by(n)nen den /
vors(creven) t(er)mijne en(de) voer elck houwe(n) vors(creven) gheve(n) en(de) betale(n) den vors(creven) mo(m)boe(re)n /
en(de) meest(er)ss(en) tot sgodsh(uys) behoef twintich schilde Te wete(n) veerthien stuv(er)s /
onss gened(ichen) he(re)n mu(n)te va(n) bourg(oignen) en(de) van brab(ant) voe(r) elke(n) schilt gerekent Altoes /
die te boschrechte te betalen en(de) telke(n) tijde als v(er)volghde schout /
Behoudelic dat de vors(creven) gielijs tselve elsbroec tsijne(n) afscheide(n) begroeytt /
en(de) behoutt sal late(n) van vijf jae(re)n oud En(de) alle dese vors(creven) vorw(er)de(n) en(de) geluften /
en(de) co(n)dicie(n) (et)c(etera) En(de) h(ier)af zijn borghe(n) des vors(creven) gielijs als p(ri)ncipale sculd(ere) o(n)gesund(er)t /
en(de) onv(er)scheide(n) en(de) elc voer al jan vand(er) bueke(n) gehete(n) arnds wonen(de) t(er) bueke(n) neve(n) /
tyeldonck in de p(ro)ch(ie) van b(er)them ja(n) en(de) lodewijc gheerts bruede(re)n des vors(creven) gielijs gheerts /
en(de) gheert van bullestrate(n) Et p(ri)m(us) pynnock lynthe(re) iu(n)ior ja(nuarii) xxix a(nn)[o] xli[o] /
Nagekeken doorGreet Stevens , Inge Moris
ModeratorGreet Stevens
Laatste update:: 2015-10-03 door kristiaan magnus