Van vrancken pynnock / It(em) tvo(n)nisse tusschen vrancken py(n)nock aein deen zijde en(de) henricken pvan bierbeke / in dande(re) Alse van tween scepen(en) brieven van loeven den eenen spreken(de) van / xliiii francken en(de) den ande(re)n van xxxv vfrancken als de vors(creven) henrick ov(er)hadde / van jannes gubbelens van arschot ten zelven rechte dat se de vors(creven) jannes hadde / welck brieve vors(creven) de vors(creven) henrick den vors(creven) vrancken voirt gelooft hadde den /

vors(creven) fvrancken voert ov(er) tegheven voer scepen(en) van loeven ten zelven rechte dat / hijse hadde gelijc de vors(creven) vranck dat ope(n)baerlic int recht thoende Ende / thoende oic voert de vors(creven) vranck dat de vors(creven) jannes gubbele(n)s hem geco(n)senteert / hadde voer scepen(en) van loeven dat zijn wille wae(re) dat de vors(creven) henric den / vors(creven) vrancken de vors(creven) brieve ov(er)gheve(n) soude om den selve(n) vrancke(n) d(aer)aen / te v(er)volge(n) alsulke(n) schout als de vors(creven) ja(n)nes hem sculdich es in afslage / vand(er) selv(er) By also dat de zelve henr(ick) van bierbeke d(aer)af zoude / trecke(n) v zesse rijnsch(er) guld(en) die de vors(creven) jannes den vors(creven) henrick(e) sculd(ich) es / welck vi rijnsch(er) guld(en) de vors(creven) vrancke int recht p(rese)nteerde te late(n) volge(n) / vande(n) yerste(n) dat vand(er) vors(creven) schout income(n) soude was gewijst met dese(n) / woirden dat de vors(creven) henric van bierbeke den vors(creven) vrank(en) de vors(creven) / twee brieve ov(er)gheve(n) sal voe(r) scepen(en) van loeven ten selven rechte datse / de vors(creven) henric heeft Behoudelic dien dat de vors(creven) vrancke den vors(creven) / henrick(e) voldoen sal alsulken p(rese)ntacie als hij int recht ov(er)ghege(n) heeft / ov(er)gegheve(n) heeft abs(oloens) py(n)nock roel(ants) wijtvliet vynck lynte(re) iu(n)ior p(ry)ke(re) / decemb(ris) xix a(nn)[o] xli[o] /