It(em) henrick van haeltert de jonghe ende lijsbeth sijn wijf hebben openbairlic gekent/ en(de) verlijt dat henrick van haeltert vader des voirs(creven) henrix hen van allen saken/ wel vernueght voldaen en(de) gecontenteert hebben [heeft] daer inne de voirs(creven) henrick/ de vader te henwaert gehouden of verbonden mocht sijn het zij vanden/ ghenen des hij hen in huwelek(er) vorw(er)den geloeft heeft of and(er)s van wat saken/ dat dat zijn mach tot opten dach van heden Kennende en(de) verlyende voert/ de voirs(creven) henrick van hal haeltert de jonghe en(de) lijsbeth sijn wijf dat zij vande(n)/ selven henricken den vader gehadt hebben een goede wettige deylinge ende/ genoech doen van allen den beruerliken goeden also wale vliegenden erve/ als ande(re)n die den voirs(creven) henricken den soen bleven moegen sijn nae de doot/ wilen margrieten sijnre moed(er) yerste wijf des voirs(creven) henrix des vaders ende/ hem bliven ende verschijnen souden nae de doot des selfs henrix des vaders/ soe waer die belegen of met wat namen sij genoempt sijn Ende hebben/ den voirs(creven) henricken den vader daer af en(de) van allen saken voirg(enoemt) volcomelic/ quijtgescouden geloeven(de) den selven henricken den vader daer af ne(m)mermeer aen/ te spreken te moeyen of te quellen met gheenen rechte gheestelic of weerlic/ in e(n)nig(er) manie(re)n oppend(orp) velde ap(ri)lis iii[ia]