It(em) uut dien dat comen es bouden ghielijs die nade(n) rechte der stad van loeven(en)/ beleidt es tot den goeden totten [haeflike(n)] goede(n) goessens mychiels met den stadbrieve(n) van/ loeven(en) op heden hadde doen inscriven andriese lombarts om des wille dat hij op/ so(m)mige vande(n) voirs(creven) goeden recht gevordert hadde mett(er) drapparie(n) rechte/ va(n) landen(en) en(de) de selve bouden selve tsijne(n) dage van rechte niet come(n)/ en es den voirs(creven) andriese hem p(rese)nteerende so hevet tvo(n)nisse der scepen(en)/ van loeven(en) gewijst dat de voirs(creven) andries sijn recht vervolgen sal/der ter plaetsen dair hij dat bego(n)nen heeft cor(am) rijke witte ov(er)wynge/ vynk(enbosch) nove(m)br(is) xiiii/