It(em) de voirs(creven) jan ts(er)arnts heeft geco(n)senteert willem(me) wellens [geldens voirs(creven)] die/ tot zijnen goeden geleidt is dat hij tselve beleidt ond(er)houden sal/[tot dat de voirs(creven) jan] hen en(de) den and(ere)n borgen voirs(creven) gelost zal hebben vand(er) helcht/ vande(n) voirs(creven) co(m)me(r) oft dat [tot] hij tot dat hij also vele gelts gesedt/ sal hebben ond(er) hande(n) vanden voirs(creven) borgen oft opten wissel tot/ hoe(re)n behoef als gedraeght de helcht va(n)den voirs(creven) co(m)me(r) mett/ half den pachte die dan gevalle(n) sal zijn Behoudelic alw(er)t/ dat hij dat dade by(n)nen den yersten jae(r) dat hij nochtans de/ helcht vande(n) pachte vande(n) tweesten jae(r) oic soude moeten mede/ setten Voirt zo heeft geloeft de voirs(creven) willem dat hij uuten/ voirs(creven) beleide egheen goet d(er)ven en sal de voirs(creven) jan en hebbe/ tvoirs(creven) gelt mette(n) pachte voirs(creven) ind(er) voirs(creven) manie(re)n gesedt het [of] ten/ wae(re) dat tgelt dat van dien goeden comen soude dair toe bekeert/ worde Oic heeft de voirs(creven) jan geconsenteert dat de voirs(creven) wille(m)/ tvoirs(creven) beleidt ond(er)houde(n) sal tot dat hij hem vesticheit gedaen/ sal hebben vand(er) lijftocht die hij hem van wegen pet(er)s wile(n) van/ wijtvliet sculdich is om hem d(aer)mede te behelpe(n) op dat hijs noot hadde/ eisd(em)