It(em) lambrecht wout(er)s marscalc m(ijns) gened(ichs) h(ere)n sh(er)togen in p(rese)ncia heeft gekent en(de) gelijdt/ dat hij genomen heeft tegen pete(re)n vander eycken alse rentmeest(er) g(e)n[er]al van brab(ant)/ de warande vander voeghdijen van molle met haerder toebehoirtenzo zij dair geleg(en)/ es Te houden en(de) te hebben eenen t(er)mijn van negen jae(re)n lang deen na dand(er)/ d(aer)na sond(er) middel volgen(de) daerf dyerste t(er)mijn inghinc en(de) viel ts(in)te m(er)tens misse/ lestleden elcx jaers dae(re)nbynnen voe(r) en(de) om v[c] xxv conijne en(de) ii[c] velthoe(n)de(re)/ talderheylegen misse jaerlix te betale(n)ne en(de) te leve(re)n nad(er) ordina(n)cien gemaect/ tusschen den voirs(creven) rentmeest(er) en(de) lambrechten opte rekenkame(r) te bruessel den/ voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde en(de) telken t(er)mijne alse v(er)volghde schout En(de) h(ier)af zijn borgen/ des voirs(creven) lambrechts ongesu(n)d(er)t en(de) onv(er)scheyden en(de) elc voir al jan godevairt/ gheert en(de) peter wout(er)s brued(ere)n des voirs(creven) jans lambrechts en(de) gheert boyens/ wonen(de) te molle de welke de voirs(creven) lambrecht wout(er)s geloeft heeft scadeloes/ tontheffen lomb(ar)t voshem febr(uarii) ix