It(em) reyne(r) van wijtvliet in jeg(enwoirdicheit) heeft gekendt en(de) verlijdt openbairlic/ alse vanden x molevaten en(de) tderddel van eenen halstere rogx der maten/ van loeven(en) erflicx pachts die hem jan ts(er)arnts zijn zwager geloeft/ hadde te bewijsen na de doot jouff(rouwe) katlijnen wilen van dynther/ die wijf was willems de custere geheten van hae(re)n op thof van/ redingen nu t(er)tijt des voirs(creven) reyneers te loeven(en) geleg(en) biden heileg(en)/ cruce gelijc zeke(re) scepen(en) brieve van loeven(en) d(aer)op gemaect xviii/ dage in decembri int jair xliii dat claerlik(er) inhouden Dat de/ selve jan hem vanden voirs(creven) erfpacht volcomelic vernueght en(de)/ gecontenteert heeft met gereeden pe(n)nyngen die hij vanden selven/ janne dair voe(r) gehadt heeft en(de) ontfangen den selven janne/ vanden voirs(creven) geluften geheelic quijtscelden(de) beloven(de) hem of zijne(n)/ goeden d(aer)af ne(m)m(er)meer ae(n)tespreken bij hem of yeman(de) and(er)s in/ e(n)nig(er) manie(re)n wijtvliet cap(elle)[ma(n)] m(ar)cii xv