It(em) uut dien dat wij ten vervolghe jan fyen burduerwercker die/ naeden rechte der stad van loeven(en) comen ende geleydt es totten goeden/ have en(de) erve jans vand(er) heyden goutsmeets metter stad brieven van/ loeven(en) gescreven aenden meye(r) van vylvoerden opden dach van heden hadde/ doen dach doen henricke pynart van vylvoerden die hem vanden voirs(creven)/ goeden ongebruyckich maecte de goede h(ier) nae bescr(even) te weten inden/ yersten een boend(er) lants gelegen int borchdal te vylvoerden neven de/ goede h(ere)n willems crambouts priest(er)s It(em) een derdendeel van eene(n) boend(er)/ lants gelegen ald(aer) opte(n) op tvelt geheeten incost in neven de goede der/ crancken van mechlen It(em) een derdendeel van eene(n) boend(er) lants gelegen/ int rootdal neven de lande jans van rij ruysbroeck It(em) (½) boend(er) lants/ gelegen aenden perdsputte neven de goede willems vand(er) balct aldaer/ de voirs(creven) henrick pynart tot zijnen dage van rechte niet comen en es/ den voirs(creven) janne fyen hem inden rechte verwachten(de) en(de) p(rese)nteren(de) so/ hevet tvo(n)nisse der scepen(en) van loeven(en) bij co(n)tumacien des voirs(creven) henrix/ gewijst datmen den voirs(creven) janne fyen vanden voirs(creven) goeden houden soude/ in sijnen beleyde also [v(er)re] het noch voe(r) hen comen was cor(am) do(mino) pynnoc witte/ wynghe willem(air) hortbeke sept(embris) ulti(m)a des sat(er)d(aeghs)