It(em) jan kympe zoen bartelmeeus kympe es comen in jeg(enwordicheit) (et)c(etera) en(de) heeft genomen/ en(de) bekent dat hij genomen heeft van janne vanden hove proefst der he(re)n/ van corby de thiende der voirs(creven) he(re)n geheten de thiende ten bogarde/ gelegen inde p(ro)chie van ned(er)ijssche gelijc jan vand(er) mee(re) die nu lestw(er)ven/ gehouden heeft te houden en(de) te hebben van sent jansmisse lestleden/ enen t(er)mijn van drie ja(r)en lanc deen na dand(er) sonder middel volgen(de)/ elx jairs dae(re)n bynnen voe(r) en(de) om xxv mudden rox en(de) xxv mudde(n)/ evenen elx corens beide goets en(de) payabels corens der maten van/ loeven(e) te sente andriesmisse apostels te betalen en(de) te loeven te/ leve(re)n alle ja(r)e den voirs(creven) t(er)mijn due(re)nde en(de) telken t(er)mine alse v(er)volgde/ schout en(de) daer voe(r) zijn borgen des voirs(creven) jans kympe de voirs(creven)/ bartelmeeus sijn vad(er) en(de) wout(er) pynnoc (Et) p(ri)m[(us)] ja(cobo) py(n)noc et/ wynghe aug(usti) vii