It(em) d(ict)e margriete ende lijsbeth hoe(r) docht(er) p(ri)us ema(ncipa)[ta] hebben geloeft/ ind(ivisim) der voirs(creven) katlijne(n) en(de) matheeusen en(de) hoe(re)n sone aut alt(er)i tot hoird(er)/ manissen te lossen en(de) af te quijten alsulken rijd(er) erflijk(er) renten als de/ voirs(creven) katlijne nu opten xxvii dagh van augusto lestleden sculdich was/ af te leggen aen arnde willems vanden ii(½) gulden rijd(er)s die hij d(aer) opte voirs(creven)/ goede heeft en(de) vanden selven rijd(er) erflijc de ande(re) goede d(er) voirs(creven) katlijnen/ die d(aer) voe(r) mede pant sijn te lossen en(de) tot eeuwigen dagen los ende/ vry d(aer)af te houden cor(am) eisd(em)