Also als jan de kempene(re) mestvercoepe(re) onlanx geleydt es geweest totten goeden / wouters beetsen tsjongen ende jouffr(ouwe) lijsbetten vander beken in zekerer vuegen / en(de) condicien dat de voirs(creven) jan metten voirs(creven) beleyde niet voird(er) wercken en / soude dan met consente der voirs(creven) jouffr(ouwe) en(de) op de goede van hoird(er) zijden ge / comen (et)c(etera) Behoudelijc oec den voirs(creven) woute(re)n zeke(re) so(m)me van pe(n)ningen jaerlijx/ op zeke(re) parcheele vanden voirs(creven) goeden (et)c(etera) Ende nu de voirs(creven) jan de kempene(re) / voe(r) de voirs(creven) gehuysschen zeke(re)n last ende verleggen van pe(n)ningen en(de) schoude / aengenome(n) heeft en(de) voird(er) te verantw(er)den steet So hebben de voirs(creven) ge / huysschen geconsenteert dat de voirs(creven) jan metten voirs(creven) beleyde niet wed(er) / staende der voirs(creven) condicien sal moegen alst hem gelieft sijn doeghdelijke / schout en(de) daer hij voe(r) gesproken heeft oft voerspreken en(de) verlegghen / sal verreycken en(de) inheffen aende goede have en(de) erve comen(de) van wegen / der voirs(creven) jouffr(ouwe) lijsbetten totter so(m)men van hond(er)t gulden rijd(er)s behouden / den voirs(creven) wout(ere)n sijn renten van xxv rijd(er)s in dierste condicie staende / febr(uarii) p(ri)ma eode(m) lib(r)[o] gecleert Ende om meerd(er) sekerheit den voirs(creven) ja(n)ne / h(ier)af te geschien hebben de voirs(creven) gehuyssche(n) geconsenteert dat alle / de beleyde en(de) erfbrieve ond(er) de clercke daer die liggen blive(n) sullen / en(de) staen voerde(n) selven janne in alsulk(er) vuegen dat die den selve(n) / janne aen sijne(n) beleyde en(de) wettighe schout oft daer hij voe(r) sprect / egheen hynd(er) oft letsel sijn sullen in e(n)nig(er) manie(re)n sond(er) argelist lomb(ar)t / py(n)noc ap(ri)lis ix /