Van jouffr(ouwe) marien wedewe/ jannes wijlen vand(er) hofstad/ It(em) want de stad van loeven(en) ten vervolghe jouffrouwe marien wedewe/ jannes wijlen vand(er) hofstad natuerlijx alse geleydt totten goeden have/ en(de) erve jannes vand(er) hofstad hoirs soens hoe(re) brieve gescreven heeft aen/ den drossete van arschot oft zijnen stedehoud(er) te langdorp hem v(er)sueckende/ dat hij bedwonge zeke(re) p(er)sonen sijn ond(er)seten te doen hoe(re) hande van zeke(re)n/ goeden den voirs(creven) goeden toebehoe(re)nde d(aer)aene zij hoe(r) ongebruyck deden/ te weten lodewijck vanden dijcke van xl roeden wijng(ar)ts tusschen/ de goede katlijne(n) wijlen van wynghe en(de) de goede goerts meynarts/ noch van xv roeden wijng(ar)ts gelegen opten scaetsberch tusschen de goede/ katlijne(n) wijlen van wynghe en(de) der wedewen berchs It(em) henrick verbrake(n)/ van eene(n) boende(r) lants gelegen opt bosschervelt tusschen de goede jans/ standarts en(de) de goede reyne(re)n reers ende hadden hen de selve p(er)sone rechts/ totten voirs(creven) goeden willen v(er)meten dat zij des op heden [te mistide] tege(n) der/ voirs(creven) jouffr(ouwe) marien comen wae(re)n te rechte (et)c(etera) daer de selve p(er)sone/ niet gecompareert en sijn den voirs(creven) jouffr(ouwe) marien hen ald(aer) v(er)wachten(de)/ en(de) versueckende in hoe(re)n beleyde vanden voirs(creven) goede(n) gehoude(n) te w(er)den/ So hebben de scepen(en) van loeven t(er) manissen smeyers en(de) by (con)tu(m)acien/ der voirs(creven) p(er)sone van langdorp gewijst voe(r) een vo(n)nisse datme(n) der/ voirs(creven) jouffr(ouwe) marien vande(n) voirs(creven) goeden houden sal in hoe(re)n beleyde/ also v(er)re het noch voe(r) hen scepen(en) comen es cor(am) witte ov(er)wy(n)ge / willem(aer) hazenb(er)ge febr(uarii) x
//