It(em) de voirs(creven) yde speelberchs heeft in teg(enwoirdicheit) der scepen(en) van/ loeven(en) quijtgeschouden inden name en(de) tot behoef jans henrix/ marien en(de) yde kynde(re) jans wijlen speelberchs geheete(n) tabbarts/ die hij hadde van yden sijnen derden wive alle alsulken recht/ en(de) actie van lijfrenten of and(er)s als zij hadde oft hebben mochte/ in e(n)nig(er) manie(re)n aen en(de) op alle de goede beruerlic en(de) omberuerlic/ die bleven sijn nae de doot des voirs(creven) wijlen jans speelberchs/ brued(er)s der yerstgenoempd(e) yden also v(er)re die goede naeden/ lantrechte oft and(er)s toebehoe(re)n en(de) verstorven moegen sijn den/ voirs(creven) vier kynde(re)n soe waer die gelegen en(de) hoedanich die/ sijn Gelovende de selve goede ne(m)m(er)meer aen te spreken (et)c(etera) eisd(em)/