Desen brief salme(n) gheven lijsbetten op dat zij dien beg(er)t te hebbe(n) bynne(n) hoe(re)n/ levene en(de) oft hij hier bleve soe salme(n) gheve(n) nae hoe(r) doot den voirs(creven) twee/ p(er)sonen om d(aer) mede te wercken opte goede have en(de) erve der voirs(creven) lijsbette(n)/ om die te doen volgen geheellijc mertene sone jans de lathouwe(re) dien/ hij heeft van wijlen lijsbetten sijne(n) wive natuerlijc docht(er) der voirs(creven)/ lijsbetten Bij also dat de vader d(aer)inne gheen recht of bewynd en sal/ hebben mer selen de voirs(creven) geleydde dbewynd vande(n) selve(n) kynde goede(n)/ inden name vande(n) voirs(creven) kynde en(de) tot sijnen behoef [hebben] tottertijt toe dat/ hij tsijne(n) comen dagen comen es en(de) van ge besceidenhe genoech/ es hem te rege(re)n t(er) goed(er) meyni(n)ge(n) en(de) sond(er) argelist eisd(em)/