It(em) jan stroeybier soen wout(er)s stroeybier in jeg(ewoirdicheit) etc(etera) heeft gekend ende/ geleden gehave(n) en(de) ontfangen hebbende van janne en(de) dueren van/ standonck gehete(n) m(er)tens gebrued(ere)n woenen(de) ten boome de so(m)me van/ c ende lxxx licht(er) gulden te weten van janne van standonck voirs(creven)/ c en(de) thiene licht(er) guld(en) en(de) vanden voirs(creven) dueren lxx licht guld(en) welke / so(m)me de voirs(creven) gebrued(ere)n te weten elc sijn gedeelte voirscr(even) den voirs(creven) ja(n)ne/ stroeybier and(er)wile voe(r) scepen(en) van wailhem geloeft en(de) verborght hebbe(n)/ tot drie paymenten te betalen voer de zoene vand(er) doot claes wijlen/ stroeybier sijns brued(er)s van welk(er) so(m)men gelts voirscr(even) de voirs(creven) jan/ stroeybier hem hielt voe(r) wael betaelt en(de) v(er)nueght den selve(n) gebrued(ere)n/ hoe(re) borgen en(de) hoe(re)r alre goeden en(de) allen and(ere)n die des quita(n)cie behoeve(n)/ volcomelic quijtscelden(de) en(de) desgelijcx van drie derdichsten die de voirs(creven)/ dueren ind(er) voirs(creven) zoene(n) toegeseeght hadde te doen doen voe(r) de salich(eit)/ d(er) zielen vanden dooden voirs(creven) houdende hem de voirs(creven) jan d(aer)af oic/ voe(r) wael v(er)nueght ende voldaen Gelovende den voirs(creven) gebrued(ere)n/ noch nyeman(t) and(er)s vanden voirs(creven) gelde oft dertichsten nu(m)m(er)meer aen/ te spreken te vexe(re)n of te moeyen by hem selven oft yeman(ne) anders/ in e(n)nig(er) manie(re)n vynck meersberge no(vembris) xxii/