It(em) Jan laureys vettewarier in teg(enwoirdicheit) d(er) scepen(en) van loeven gestaen heeft ov(er)gegeve(n)/ en(de) geconsenteert voe(r) hem zijn erfgenamen en(de) nacomelingen marcelise/ dyllen pelsmake(r) zijnen erven en(de) nacomelingen dat de schouwe staende/ inden muere oft gevele vanden huyse des voirs(creven) m(ar)celijs gelegen op/ te merct te loeven neven thuys dat was jans wilen vand(er) ca(m)men en(de)/ nu svoirs(creven) jans laureys tot eeuwigen daghen sal moegen bliven stae(n)de/ zond(er) calangie of wederseggen svoirs(creven) jans of zijnre nacomelingen/ in alle der manie(re)n alsoe de selve schouwe aldaer nu steet Alwart/ dat zij te verre uut des voirs(creven) m(ar)celijs ghevele ten goeden werds des/ voirs(creven) jans stonde en(de) gemetst wae(re) lynt(re) hortbeke m(ar)tii ii/