Van ja(n)ne damast en(de) godefroite garin/Item van alsulker aenspraken alse godefroit garin inden rechte voe(r)/meye(re) en(de) scepen(en) van loeven gedaen heeft tot janne w(er)t de lynshem/geheten da(m)mast alse van viii boend(er) beemds wynnens lands gelege(n)/te piet(er)hain toebehoirende janne du corne van zijns wijfs wege(n)/de welke hij godefroit te pacht genomen hadde ts(en)t jorijsmisse/lestleden tegen den voirs(creven) van co du corne eenen seke(re)n t(er)mijn va(n)/jae(re)n om een zeke(re) qua(n)titeit van greyne biedende dat te thoen(en)/hopende zo wair hij des volquame dat de voirs(creven) jan damast die/zijn [s]f hande aende voirs(creven) goede hadde [die] afdoen zoude etc(etera) den voirs(creven)/da(m)mast d(aer)op andwerden(de) zeyde dat hij de selve goede twee getonste(n)/van ix jae(re)n lang deen na dand(er) in pechtingen gehouden hadde/en(de) noch twee jaer opt dyngaen vanden derden Biedende dat te/thoenen hopende zo wair hij des volquame dat hij den voirscr(even)/godefroite de goede niet te ruymen en hadde naden welke(n)/en(de) thoeniss(e) van beiden zijden aengehoirt es tvo(n)niss(e) d(er) scepen(en) va(n)/loeven gegaen dat de voirs(creven) godefroit aenden voirs(creven) ja(n)ne da(m)mast/verdoolt es en(de) heeft hij godefroit yet te eysschen den uutgheve(re)/vanden goeden dat hij dat doen mach met rechte Act(um) cor(am) o(mn)ibus /scab(inis) ex(cep)[to] m(ichaele) abs(oloens) sabb(at)o julii xix a(nn)[o] lv