It(em) jan van dongleberge van thienen barbier die alsoe hij zeide zijn/ heffen en(de) boe(re)n hadde in x rijnsch gulden(en) lijfrenten ten live joffr(ouwe)/ lijsbetten van emchoven natuerlike docht(er) h(er) emonts van emichove(n)/ he(re) van chanterain aen en(de) op de tolcame(r) en(de) renten van loeven/ en(de) op meer ande(re) goede en(de) renten onss gened(ichs) he(re)n tsh(er)togen van/ bourg(oignen) en(de) van brabant etc(etera) gelijc zeke(re) scepen(en) brieve d(aer)op gemaict/ dat begripen Es comen in teg(enwoirdicheit) d(er) scepen(en) van loeven en(de) heeft/ zijn voirs(creven) heffen en(de) alle trecht dat hij inde voirs(creven) lijfpens(ien) hadde/ of hebben mochte in e(n)nig(er) manie(re)n geheellic ov(er)gegeven/ lodewijcken van schore in den name en(de) tot behoef sgoidshuys/ van sente marien wate(re) gelegen tuschen sh(er)togenbosch ende/ heeswijck daer de voirs(creven) joffr(ouwe) katline [lijsbeth] hae(r) begheven en(de) p(ro)fessie gedaen/ heeft Ghevende en(de) verleenende de voirs(creven) jan den voirs(creven) goidshuise/ volcomen macht en(de) auctoriteit de voirs(creven) rente van nu voirtaen/ te manen teysschen op te boe(re)n en(de) tontfangen en(de) alle vord(er)ingen en(de)/ execucien van rechte om tot betalingen d(aer)af te moegen comen te/ doen en(de) te vorde(re)n [en(de) voert alle tgheen d(aer)inne te doen] des de voirs(creven) jan selve zijn leefdage lang soude hebbe(n)/ moegen doen of vorde(re)n waert dat hij voe(r) ogen wae(re) [en(de) tvoirs(creven) ov(er)geven niet gedaen en hadde] kennende de/ selve jan hem gheen recht meer inde voirs(creven) rente te hebben/ of te behouden in e(n)nig(er) manie(re)n Gelovende vast en(de) gestentich/ te houden tot eeuwigen dagen zo wes biden voirs(creven) goidshuise vand(er)/ voirs(creven) lijfrenten en(de) in des d(aer)aen cleven mach gedaen en(de) gevord(er)t/ sal werden smacht j(aspar) abs(oloens) m(ar)tii viii/