Van wille(m)me paeschma(n) en(de) tgoidsh(uys) van haffligem/ It(em) Amelricus swerte(re) de he(re)nt vander aenspraken die jannes de/ wolf als rentm(eeste)r sgoidshuys van haffligem gedaen heeft tot wille(m)me/ paeschman poerte(r) d(er) stad van loeven die and(er)wile borge bleven es/ aen tvoirs(creven) goidshuys voe(r) pauwelse moeyen soen voe(r) de pechti(n)ge/ vand(er) moelen te molhem die de voirs(creven) pauwels v(er)pacht hadde tege(n)/ tvoirs(creven) goidsh(uys) tsjaers om xiiii mudden rogs d(aer)af hij yesch vanden/ voirs(creven) wille(m)me den borge betalinge of bewijsnisse van drie/ jaren D(aer) op de voirs(creven) willem tzijnen v(er)antwerden dede seggen/ dat all wae(re) hij borge voe(r) de voirs(creven) pechtinge dat hij nochtans/ vand(er) voirs(creven) aenspraken ongehouden zijn soude want het wae(re)/ waer dat daer na mijn he(re) dabdt een and(er) vorwerde ae(n)gegaen/ wae(re) met den voirs(creven) pauwelsen den p(ri)ncipale(n) sculde(re)n alse vand(er)/ voirs(creven) moelen te weten dat hij die den selven pauwelse hadde/ uutgegeven ten erfpachte voe(r) xii ryd(er)s of cronen tsjaers/ erflik(er) renten en(de) dat de selve pauwels oic va(n) hem hebbe(n) zoude/ xx va(n) zijnen eycken iii elc vadems en(de) voets wijt en(de) dand(er) xvii/ also na vadoms wijt alsme(n) t(er)plaetsen d(aer) men die eycken [houwen soude] bevynden/ conste by also dat de voirs(creven) pauwels den vors(creven) goidsh(uyse) tond(er)pande/ setten soude een boend(er) beemts lands en(de) dat d(aer) voe(r) alle acht(er)stel/ vand(er) voirs(creven) pechtingen quijt zijn soude Bieden(de) dese vorwerde te/ thoenen dair hij toegewijst waert en(de) genoech volqua(m) p(rese)nte(re)nde/ de selve willem ten dage van thoeniss(e) den voirs(creven) ond(er)pand te/ setten So hebben de scepen(en) van loeven t(er) maniss(e) smeyers/ gewijst voe(r) een vo(n)nis So verre de voirs(creven) pauwels den voirs(creven)/ mijnen he(re) voldoet vand(er) voirs(creven) vorwerden na dat de wairheit/ gedragen heeft dat dan de voirs(creven) willem vand(er) aenspraken/ ongehouden sijn sal cor(am) o(mn)ib[(us)] scab(inis) ex(cep)[to] m(er)sberge m(ar)tii xiii
//