It(em) coenraerd natuerlic zoen h(ere)n coenrards he(re) van elso [etc(etera)] ridd(er)s etc(etera)/en(de) jan lorain geheten froimont hebben geloeft ind(en) jorise van/udekem en(de) hildegheerde van holsbeke secretar(is) d(er) stad van loeven/te lossen en(de) tontslaen tuschen dit en(de) aprille naestcomen(de) van/drie rijd(er)s lijfpensien aen reyne(re)n van wijtvliet die de/voirs(creven) jorijs alse principael en(de) hildeg(er)dt als borge t(er) beden/en(de) liefden jans wilen caluwart diens werdi(n)ne de voirs(creven)/coenraert nu getruwt heeft den selven reyne(re)n bekynden/ap(ri)lis xvi lib(r)[o] l op dese came(re) en(de) hen vand(en) selv(er) lijfpens(ien)/alt(oes) schadeloes houden en(de) ontheffen etp(ri)m(us) m(er)sberge /hortbeke julii xxix