It(em) jan maercolf heeft gesett ond(er) scepen(en) x stuv(er)s voe(r) (½)/ rijnsch guld(en) erflic dien hij sculdich es van zijnen/ huise op te merct tot behoef h(er) symoens priest(er)s ja(n)s/ en(de) gielijs metten gelde gebruede(re)n en(de) den erfgename(n)/ henrix mette(n) gelde om den ghenen van hen te/ volgen dien hij met rechte sculdich es te volgen/ vynck nausnyde(re) dec(embris) xx/