It(em) de voirs(creven) lodewijck heeft dach van thoenen tegen alianen /vanden plassche van heden in xiiii nachten [eenre maent] te mistide daer /de voirs(creven) lod(ewijck) alleen toegewijst es eisd(em)

De voirs(creven) lodewijc en(de) beide zijn voirs(creven) wed(er)p(ar)tien hebben ov(er)gegeve(n) en(de) malcande(re)n /ge(con)senteert zo verre h(er) luuck? sraven van ons(en) vrouwe(n) brued(re)n orden(en) des voirs(creven) wile(n) /wille(m)s soen ten voirs(creven) dage bi(n)nen lands niet en co(m)pt noch en es dat de voirs(creven) geding(hen) /v(er)smelten /selen en(de) /elc sal stae(n) /als voe(r) /en(de) alsoe /verre als /hij niet /viii daghe /voe(r) den /dach va(n) /thoene(n) en /quame /en(de) d(er) wed(er)p(ar)tien dat niet en worde gecundicht viii dage voe(r) den [selve(n)] dach [va(n) thoene(n)] zo zoudt /nochtan oic v(er)smelten eisd(em)