It(em) jan de smet als p(ro)cu(reu)r sgoidshuys van vlied(er)beke gestelt by mine(n) he(re) den /abdt en(de) zine(n) (con)vente voe(r) scepen(en) van loeven t(er) eenre zijden en(de) arnd va(n) /ertrijcke wyn svoirs(creven) goidsh(uyse) vanden goeden geheten thof ten vliete by leeuwe /in dande(re) zijn comen voe(r) den burg(er)meest(er) h(ier) na genoe(m)t bekynnen(de) ald(aer) /dat zij op heden tsamen gerekent hebben van des de voirs(creven) wyn vand(er) /voirs(creven) pechtingen sculdich mocht zijn en(de) hij d(aer)op betaelt hadde en(de) /dat de voirs(creven) wyn mijne(n) voirs(creven) he(re) ov(er)betaelt heeft de so(m)me va(n) lviii(½) /rijnsch gulden(en) te xix(½) st(uvers) den gulden(en) d(aer)af hij afcorten sal aen /tghene dat s(in)t jansmesse v(er)schinen sal xx rijnsch guld(enen) en(de) dand(er) /xxxviii(½) rijnsch guld(enen) sal hij corten aen tghene dat v(er)schine(n) /sal ts(in)te andriesmesse en(de) te k(er)smesse beide naestc(omende) te wete(n) telke(n) /vand(en) selven ii t(er)mijne(n) deen helicht d(aer)af en(de) in vestich(eit) va(n) desen so heeft /de voirs(creven) p(ro)cu(reu)r geloeft de voirs(creven) wynne tuschen dit en(de) donred(aghe) naestc(omende) /met rechte in handen te stellen voe(r) scepen(en) va(n) leeuwe eene(n) scepen(en) brief va(n) /leeuwe spreken(de) van zeke(re)n so(m)men va(n) pe(n)ni(n)gen op wille(m)me va(n) ghelmen en(de) /reyne(re)n meeus by alsoe zo v(er)re he(m) de voirs(creven) pe(n)ni(n)gen ten dage voirs(creven) niet en /mochten afcorte(n) dat hij dan dat v(er)halen sal mette(n) voirs(creven) scepen(en) brieve va(n) /[leeuwe en(de) of zij hem afcorten zo selen mijne(n) he(re) de selve brieve en(de) de macht van dien wed(er) worden sond(er) argelist /cor(am) coker(oul) burgim(a)g(ist)ro maii iiii]/