[It(em)] de voirs(creven) meest(er) goerd heeft geconsenteert en(de) ov(er)gegeven den/ voirs(creven) meester augustine de voirs(creven) tsijs en(de) renten te moegen/ quiten in tgheheel bynne(n) vier jaren naestcomen(de) elcken
//
pe(n)inck d(aer)af met achtien gelike(n) pe(n)ni(n)gen en(de) met eenre/ jaerrenten tvoirs(creven) halster corens gerekent voe(r) drie/ stuv(er)s tsjaers Behoudelic of e(n)nige p(ar)chele(n) vand(en) voirs(creven)/ tsijse of renten bynne(n) den voirs(creven) tide afgequeten/ worden [na d(er) ordina(n)cien vand(er) stad] vanden besitte(re)n vanden panden en(de) de voirs(creven)/ meest(er) goerd daeraf guedinge gedaen hadde dat/ dan die guedi(n)ge stad gripen sal maer des sal de/ selve meester goerd den voirs(creven) meest(er) august(ine) oplegge(n)/ des hij van dien gequijtten tsijse of rente(n) meer ge/ haven hadde dan voe(r) den pe(n)ningh achtien Gevielt/ oic dat den voirs(creven) meest(er) goerde van e(n)nigen vanden/ voirs(creven) tsijsen tvoirs(creven) halst(er) corens voe(r) drie stuv(er)s tsijs/ gerekent betalinge geweyg(er)t wordde vanden besitte(re)n/ vanden panden van e(n)nigen t(er)mijnen die d(aer)af bynnen/ vier ja(r)en naestcomen(de) verschinen souden also dat hij/ d(aer)af ghene betali(n)ge sonder rechtvorderi(n)ge te moeten/ doen gecrigen en mochte so heeft geloeft de voirs(creven)/ meester augustijn also vele te doen aende selve besitte(re)n/ vanden panden dat zij den voirs(creven) meest(er) goerde heuren/ geweygerden tsijs opleggen selen of dat hij den selve(n)/ meester goerde voe(r) elcken pe(n)ningh va(n) dien tsijse sal/ opleggen en(de) wed(er)ke(re)n achtien gelike pe(n)ni(n)gen ende/ tverlet d(aer)af en(de) alsdan sal hem de voirs(creven) meest(er) goerd/ in dien [geweygerden] tsijs sond(er) zijnen cost of last wed(er) goeden den/ voirs(creven) meester augustijne al son(er) argelist eisd(em)