It(em) also vranck van dyeven voertiden te weten int jair xiiii[c] lvii zeve(n)thien/ daghe in novembri gegoedt en(de) gheerft heeft janne van beeringen/ in een huys en(de) hof gelegen te velthem tusschen de goede henr(ix)/ van bullestraten en(de) bertelmeeus meeus en(de) den selven janne de/ voirs(creven) goede gewarandeert op drie pond borsgelts van ouden tsijze/ en(de) een mudde rogs der maten van loeven erflic dwelck hij d(air)aen behielt/ en(de) dair na de voirs(creven) jan van beeringhen de voirs(creven) goede voerts/ ov(er)gegoedt heeft eggericken lombairts geloven(de) hem die opten/ voirs(creven) co(m)mer te warande(re)n So es comen de selve eggerick voe(r)/ scepen(en) van loeven bekennende openbairlic dat hem de voirs(creven) vranck/ van dyeven volcomelic betailt heeft en(de) gecuelt van twee capuynen/ erflic die de prochiaen van velthem opte voirs(creven) goede eyschende/ es en(de) hij en(de) zijn voerseten also hij seggen wilt voe(r) zeker/ jairgetide dairaen van ov(er)langh gehadt en(de) gehaven hebben/ Bekennen(de) voirts de voirs(creven) eggerick voe(r) hem en(de) zijn nacomeli(n)ge/ dat hij den last vanden voirs(creven) twee capuynen erflic uut zijnen/ voirs(creven) goeden sculdich es te draghen en(de) te ghelden niet wed(er)staen(de)/ der geluften vand(er) wairscapen voirs(creven) den voirs(creven) janne en(de) vrancken/ en(de) elcken van hen dairaf also verre alst den voirs(creven) ii capuynen/ aengaet volcomelic quijtscelden(de) abs(oloens) tymple maii xiiii