Henrick faets/ It(em) vander saken die alhier in rechte gehanghen heeft tusschen thomase/ de bussche(re) in deen zijde en(de) henr(ick) faets in dande(re) alse van zeke(re)n/ restitucien van vruchten die de voirs(creven) thomaes yesch den voirscr(even)/ henricken en(de) de selve henrick aenveerd soude hebben en(de) getoghen/ van zek(ere)n goeden te nederduysborgh gelegen in twee stucken/ houdende deen een boend(er) en(de) dander vijf vie(re)ndeel van welcken/ goeden hovende onder thoff h(er) philips wilen hynckairt de voirs(creven)/ thomaes in possessien was ten tide vanden voirs(creven) aenverdene en(de)/ langhe te voe(re)n en(de) alnoch wae(r) also hij zeide Dair op de vors(creven) henr(ick)/ seyde ter contrarien hem in possessien te wesen en(de) dat hij en(de) de/ voirs(creven) thomaes inden voirs(creven) hoff anderwile te rechte comen waren/ om der voirs(creven) goede wille en(de) om wie aenlegg(er) oft verweerd(er) d(air)aff/ soude zijn welcke questie ald(air) inden hof noch hinghe also hij boed/ te thoenen en(de) oic thoende metten wethoude(re)n vanden voirs(creven) hove So/ hebben de scepen(en) van loeven gewijst met vo(n)nisse dat zij de sake vand(er)/ erflich(eit) zetten inden hoff daer die begonnen es geweest en(de) oft/ yeman van hen na dbeslicht van dien ald(air) e(n)nich gebreck heeft van/ e(n)nigen vromen dat hij dan dat vervolgen mach met rechte Cor(am)/ opp(endorp) pynnoc heyk(ens) caverson m(ar)cii vi