It(em) vander aenspraken die willem van mee(re) mesmake(r) gedaen heeft/ tot janne vanden broecke wullenweve(r) van dat hij aen hem achter/ heurer beider erve inde donckerstrate soude geweest hebben handa/ dich en(de) hem gebloedreist in evelen moede en(de) gelate van strijde D(air)op/ de voirs(creven) jan zijnen eed en(de) onschout bood tot den welken hij gewijst/ waerd en(de) d(air) mede te gestaen Soe heeft hij den selven zijnen eed/ en(de) onschout op heden inde banck gedaen zonder calaingie vander/ voirs(creven) zijnre p(ar)tien Cor(am) roel(ants) oppend(orp) borgh heyk(ens) cav(er)son julii xviii