It(em) symoen crabbe woenen(de) te hagairtsrode heeft bekindt vercocht/ te hebben wout(ere)n rennart briede(r) woenen(de) te voirde alsulken rogge/ alse de voirs(creven) symoen staende heeft op een half boender lands/ hem toebehoirende gelegen opten loedsberch tuschen de goede/ henricks doem ende peters van achter Voer en(de) om seven/ rinsch gulden(en) te xx stuv(er)s tstuc iii pl(a)c(ken) den stuv(er) die de/ vors(creven) symoen bekindt heeft vanden voirs(creven) wout(ere)n ontfangen/ te hebben Met condicien evenverre de vors(creven) symoen den selve(n)/ wout(ere)n de vors(creven) zeven rinsch gulden(en) wedergheeft tuschen/ dit en(de) s(in)t jansmisse naistcomen(de) dat dan de vors(creven) symoen vand(er)/ vors(creven) comanscap ongehouden zijn sall Wairt oic dat den/ vors(creven) wouteren geliefde der comanscap v(er)laten te zijne dat hij/ die den vors(creven) symoene opseggen mach tuschen dit ende den/ vors(creven) s(in)t jansmisse en(de) dier ontslagen zijn behoudelick/ dat hem betailt selen werden de vors(creven) vii rinsch gulden(en)/ gelijc voirscr(even) steet Cor(am) roelants vync decembr(is) p(ri)ma