It(em) jan vanden borchoven soen raes vanden borchoven p(ri)us ema(ncipa)[t(us)] in/ p(rese)ncia (et)c(etera) heeft toegeseeght en(de) gelooft dat hij van nu voirtaen hem/ wel ende eerbairlic rege(re)n sall en(de) egheene stucken noch saken doen/ noch voirtstellen dan zij vader oudervader h(er)augustijn vanden/ borchoven ridder en(de) ande(re) zijn maghe en(de) vriende ordine(re)n sullen/ het zij te trecken(e) int oirloghe oft elswair woenen bij e(n)nighe/ h(ere)n oft goede ma(n)nen dair hij deughdelic en(de) eerlic sal moegen/ zijn Ende oft hij e(n)nighe saken voirtkeerde van yemande yet te/ ontke(r)en tontweldigen oft te dreygene dat hij in dien gevalle/ verbeurt sal hebben ende mids dien verbeuren sall zijn kynsge/ deelte vanden goeden die hem van zijnen vader oudervader oft/ ande(re) maghe ende vriende versterven soude moegen en(de) dat hij/ tot dien soude worden gestelt in eene vander stad poirten/ te wate(r) ende te brode tot dat hem gebetert sall hebben/ en(de) alt(oos) tghene des vors(creven) es te geschiene ten goetdunckene en(de)/ moderacien vander stad want de vors(creven) geluften niet geschied/ en zijn dan o(m)me den selven janne te straven van zijne(n) wanzede(n)/ en(de) ombehoirliken levene Cor(am) borch tybe decembr(is) xxii