It(em) de selve merten heeft geloeft janne de langhe af te/ legge(n) alsulken sesse rijnschg(ulden) inde werde voirs(creven) van/ dien thien rijnschg(ulden) seven stuv(er)s en(de) xii mite(n) erffelik(er)/ rente als de selve jan heeft en(de) houden(de) es jairlicx opde/ voirs(creven) goede Te weten(e) drie rijnsch g(ulden) dair af tussche(n)/ dit en(de) bamisse naistcomen(de) met volle(n) pachte na gelande/ vander quitinghe(n) en(de) dander drie rijnschg(ulden) van desen/ daghe ov(er) een jair en(de) met volle(n) pachte Met vorwerd(en)/ oft de voirs(creven) merten de yerste drie rijnschg(ulden) afleegt/ tussche(n) dit en(de) s(in)t jansmisse naistc(omende) dat in dien ghevalle/ de voirs [m(er)ten] van dien drie rijnschg(ulden) gheen pacht betalen/en sal gelij eisdem