It(em) joes huldeg(ar)den draye(r) als man en(de) mo(m)boir barbelen vand(en)/ poele zijns wijfs in p(rese)ncia heeft gekint en(de) gelijdt dat hij/ uut handen van willem(me) vand(en) poele scoe(n)make(r) als mo(m)boir vand(er)/ kinde(re)n arnts wijlen vand(en) poele zijns brueders ontfangen heeft/ alsulken xxii r(insche)guld(en) alse comen zijn vand(en) afleggen(en) van/ alsulken twee rinsschegulden(en) lijftochte(n) met vollen pachte/ alse jan mee(re)ns met zijne(n) borghen den voirs(creven) kinde(re)n sculdich/ was en(de) dat in myndernissen va(n) alsulken vijf pet(er)s lijftochen/ alse hem in zijne(n) huwelike bijden mo(m)boirs der voirs(creven) kinde(re)n/ met zijne(n) wive toegeseet en(de) gelooft wae(re)n scelden(de) mits/ dien vand(en) selven xxii r(insch)guld(en) volcomelijc q(ui)te de voirs(creven)/ mo(m)boirs en(de) alle ande(r) des(er) quitan(tien) behoeven(de) Geloven(de)/ hen van desen zijne(n) ontfange tege(n) eene(n)yegelijken inne te/ stane en(de) warant te zijne Behalve(n) dat de voirs(creven) joes/ sal bliven staen(de) op zijn beloep van rechte oft hij voirde(r) voir/ zijn kintsgedeelte in e(n)nige goeden oft lijfpen(sien) gericht wae(r)/ cor(am) hove tants junii xv