It(em) merten bubbele(re) molde(r) heeft geloeft kathlijne(n) van thuijne(n)/ weduwe pet(er)s wilen yerpain dat hij heur tussche(n) dit/ en(de) kerstmisse naistcomen(de) met ge(re)den penni(n)ge(n) aflegge(n) sal/ alsulke(n) sesse cap(uynen) erffelic als der selv(er) weduwe(n) aengeseegt/ wa(r)en bij goede ma(n)nen en(de) die hij heur soude hebben/ moete(n) bewes(en) opde nieuwe huyse die hij ald(air) naest/ lymborch gety(m)mert heeft voe(r) tconsent dat sij hem/ gegeve(n) heeft dat zijn ty(m)meri(n)ge die hij te nae heurr(er)/ erve(n) gesedt hadde sal moege(n) blive(n) staen(de) en(de) de selve/ afleggi(n)ge te doen(e) met alsulke(n) penni(n)gen alse na de/ ordina(n)tie vand(er) stad dair op gemaect behoirt tamq(uam) ass(ecutu)[m]/ en(de) dat hij heur bynne(n) jairs sal moete(n) doen make(n) eene(n)/ muer alse de selve goede ma(n)ne(n) uutgesproken hebben/ Coram tybe burgim(a)g(ist)ro octobr(is) xiii