Ald(aer) bijden raide vand(er) stadt h(er) willem de sarto/ p(ro)chiaen tot longeville ouder oom vand(er) moed(er)/ zijden en(de) roela(n)t del motte die hij hadde van/ jehanne(n) docht(er) wilen willems renarts zijnd(er)/ huysvrouwe(n) ond(er) zijn daghen zijnde te kynne(n)/ hebben gegeve(n) hoe de selve willem gericht/ was in seke(re) goede die zijn sust(er) vanden voir/ bedde mett(er) hant heeft d(aer)inne hij behoirde/ part en(de) porcie te hebben(e) Dwelc de voirs(creven) p(er)sone(n)/ hoe wel zij de naiste leven(de) wa(r)en niet en/ hadden vervolgt mits dat zij gheen auctoriteyt/ van mo(m)borien en hadde mits den welken tselve/ kint gescapen wa(r)e bij langheyden van tijde geheelijc/ gep(ri)veert te wordden(e) van zijne(n) rechte bij alsoe/ d(aer)op in tijts niet en wordde versien Bidden(de)/ d(aer)o(m)me den raide vand(er) stadt wa(n)t de goede/ ond(er) desen hootvo(n)nisse gelegen wa(r)en dat zij/ hier op wouden v(er)sien en(de) den voirs(creven) ombejairden/ kinde mo(m)boirs ordine(re)n om tselve goet te/ rege(re)n en(de) skints recht te v(er)volgen en(de) zijn part/ d(aer)af te v(er)sueken ten ynde dat selve kint/ totten zijne(n) moege geraken Zijn bijden selve(n)/ raide geordineert en(de) gestelt mo(m)boirs te zijne/ vanden selve(n) kynde de voirs(creven) h(er) willem om/ tselve kint tot zijne(n) rechte te hulpen en(de)/ des kints goede wel en(de) getruwelijck te rege(re)n/ behalve(n) dat zij d(aer)af altijt sculdich sullen zijn/ goede rekeni(n)ge te doen(e) als zij des v(er)socht/ sullen wesen behalve(n) eene(n) yegeliken zijne(n)/ rechte in (con)s(ili)[o] opidi p(rese)nt(ibus) berghe subst(itu)[to]/ burg(imagistr)[o] hoeven tybe scabinis borch hoilair/ et plu(r)ib[(us)] aliis con(silia)[riis] octobr(is) xxiii