SAL7773, Akte: R°150.1-R°166.1 (318 van 819)
Akte R°150.1-R°166.1
Act
Datum: 1486-11-22
Transcriptie
2022-11-09 door myriam bolsGesien tproces dat bij gescrifte beleyt is voir de(n)/
rade vander stad tusschen e(n)nige ingeseten(en) ende/
geco(m)mitteerde vanden buytingen der stad van halen/
ter eender zijden ende den geco(m)mitteerden der/
selver stad van halen ter ande(re) om seke(re) beden/
wille die de voirs(crevenen) vander stad bij settingen hen/
vorderden te heffen en(de) op te bu(r)en alsoe wel op de/
voirs(crevenen) vanden buytingen als op de ingeseten(en)/
vander stad d(air) af die vanden buytingen meynde(n)/
ongehouden te zijne het en wa(r)e dat de selve/
vander stad hen souden hulpen drage(n) en(de) vergelden/
seke(re) scaden bij hen geleden alsoe elcke partie/
met gescrifte overgegeven heeft in formen va(n) eyssche/
en(de) voirts van processe alsoe hier nae volgt En(de)/
yerst tgene dat bijde(n) voirs(crevenen) vand(en) buyti(n)gen ov(er)geg(even)/
is om naevolgen(de) den brieve(n) van deser goed(er)/
stad van loeven(e) onlanx veleent den goede(n) luden/
vanden buytinge(n) der stad van halen aen die/
vander stad van halen u eerbe(re)n wijsen voirsienig(en)/
hee(re)n borg(er)meeste(re)n scepen(en) en(de) raidt der selver stad/
van loeven(e) te informe(re)n vanden gebreken die de/
voirs(crevenen) vande(n) buytinge(n) hebben en(de) die wat te/
specifice(re)n en(de) te verclere(n) seggen en(de) geven te/
kynnen de voirs(crevenen) vand(en) buytinge(n) tgene dat hier/
nae volgt ende [vacat] Ierst dat op ande(re)n tijde(n)/
als tusschen hen voir uwer hee(re)n voirsaten van div(er)sen/
pointe(n) questie was die insdeels werdden beslicht/
d(air) mede onder den ande(re)n bijden voirs(crevenen) vanden/
buytinge(n) geclaegt was vand(er) schade(n) en(de) v(er)derffelijke(n)/
lasten die zij hadden geleden bijden selven uwer/
hee(re)n voirsate(n) gesedt en(de) geappointeert wert dat zij/
in wederzijde(n) nemen soude(n) goede ma(n)nen en(de) hen
//
laten beslichten hoe en(de) in wat manie(re)n de lasten/ gemeynlijc souden wordden gesedt Ende al eest/ zoe dat dien achtervolgen(de) de voirs(crevenen) vande(n) buyti(n)ge(n)/ te meerstonden bereet hebben geweest met hue(re)n/ luden en(de) versocht de voirs(crevenen) vander stad van hale(n)/ van gelijcken te doen(e) en hebben zij nochtans dair/ toe niet conne(n) gecomen/ It(em) all wairt zoe dat des voirs(creven) is niet en wa(r)e gebuert/ zoe soude nochtan van gods en(de) rechts wege(n) behoire(n)/ dat de ghene reden(en) beghe(re)nde reden(en) gebruyken/ soude en(de) den ande(re)n doen Dair af de voirs(crevenen)/ vander stad de co(n)trarie voirtstellen en(de) p(re)tende(re)n/ hue(r) lasten alsoe wel op de voirs(crevenen) vanden buyti(n)ge(n)/ te sette(n) en(de) uuyt te seynden(e) als op hen selve(n)/ sonder te willen letten op de voirs(creven) lasten d(er) voirs(crevenen)/ vanden buytingen die altijt gep(rese)nteert hebben/ en(de) noch p(rese)nteren reden(en) gebruyken(de) soe verre zij hue(r)/ lasten mede setten wouden inde ande(re) nae hue(r)/ faculteyt te contribue(re)n/ It(em) den voirs(crevenen) vander stad noch niet genoech van des/ voirs(creven) is p(re)tende(re)n zij nochtan en(de) stellen voirt buyten/ alle reden(en) en(de) equiteyte den voirs(crevenen) vande(n) buytingen/ en(de) hue(r) heertstede(n) in alle lasten gelijc de hue(re)/ te setten en(de) te taxeren dat zoe niet en behoirt/ want in allen consenten der pri(n)celijch(eyden) bijden lande/ gedaen ghebuert en(de) gebu(r)en dagelijcx dat de/ heertsteden vanden hootsteden meer geven dan/ vanden ande(re)n en(de) de heertstede(n) vanden ande(re)n stede(n)/ meer dan vanden platten lande Beghe(re)n mits/ dien dair op geledt te hebben(e) en(de) den voirs(crevenen)/ vander stad bij uwe wijsheyd(en) soe onderwesen/ dat van gelijcken voir den toecomen(de) tijt niet
//
meer en gebu(r)e mer dat zij in allen lasten d(air) inne/ zij schuldich zijn te contribue(re)n moegen gestaen gelijck/ ande(re)n vanden platten lande/ H(ier) nae volgen de costen en(de) de lasten die die vand(en)/ buytingen voirs(creven) hebben gehadt Inden yersten soe hebbe(n)/ de voirs(crevenen) vanden buytingen moeten houden de ruyte(re)n/ van ph(ilips)e monss(ieu)[r] de ruyte(re)n m(ijns) hee(re)n van ghete de/ ruyte(re)n van petit saliser de ruyte(re)n m(ijns) hee(re)n van chantrain/ en(de) van duetschen knechte(n) te vele en(de) div(er)se stonden/ van welcken ruyte(re)n zij wel schaden gehadt en(de)/ geleden hebben over de vier duysent r(yns) guld(enen)/ It(em) h(ier)enbove(n) zoe zijn die van halen comen ende/ hebben bevolen dat de voirs(crevenen) vanden buytingen/ hen hebben moeten bringen met hue(re)n wagen(en) en(de)/ p(er)den en(de) van huers selfs goede(n) som have(r) som wishout/ en(de) som mutsart en(de) seyden soe verre zij dat niet/ doen en wouden zij souden hen soe vele luyden/ opden hals sinden dat zij blide zijn souden dat/ zij hen geven souden tgene des zij souden beghe(re)n/ d(air) o(m)me zij wel geleden hebben schade de so(m)me/ van viventwintich ryns gulden(en) [Dits dantwerde dier vand(er) stad opden eysch der voirs(crevenen) vand(er) buytingen]/ Om int cortte tantwerden(e) op alsulcke ydele/ en(de) ongefondeerde lange langagien als e(n)nige/ hen seggen(e) vervolch te doen(e) inden name vand(en)/ goeden luden gemeynlijck vander buyti(n)gen der/ stad van halen int impetre(re)n van seke(re)n brieve(n)/ en(de) oick seke(re)n hue(re)n gescriften over ende ter/ belastingen der wethoude(re)n der stad van hale(n)/ en(de) der selver stad voir u eerba(r)en voirsienige(n)/ hee(re)n borg(er)meeste(re)n scepen(en) en(de) raidt der/ goeder stad van loeven(e) te kynne(n) hebben gegeve(n)/ seggen en(de) antwordde(n) de voirs(creven) wethoude(re)n/ tgene dat hier nae volgt
//
Ierst dat te p(re)suppone(re)n is dat de stad van halen/ es gelegen op de frontie(re)n van desen goeden/ lande van brabant meer last in tijden va(n) orloge(n)/ dragen(de) dan ande(re) in midden vande(n) lande gesete(n)/ It(em) dat de voirs(crevenen) hen noemen(de) vanden buytinge(n)/ der voirs(creven) stad zijn a(n)necx en(de) wordden gehoude(n)/ zoe zij altijt hebben geweest van alsoe lange(n)/ tijde dat gheene memorie van mensschen en/ es ter contrarie(n) voir en(de) gelijck den ingeseten(en)/ bynnen der stad aen de merct woenen(de) ende/ dat alle lasten bezund(ert) dordinar(ien) als bede(n) en(de)/ dier gelijcke(n) due(re)nde den selven tijt gelijckelijck/ opde heertsteden bynnen ende buyten hebben/ geweest gesedt ende gedragen/ It(em) dat jairlijcx voir dbesorch van gemeyne(n)/ goede den onderhouden(e) der voirs(creven) stadt va(n)/ ordinancie(n) te maken en(de) lasten te vervallen(e)/ ende de selve stad ende den ingeseten(en) mette(n)/ mi(n)sten lasten tonderhouden(e) geordineert ende/ gemaict wordden zeke(re) wethoude(re)n te weten(e)/ drie borg(er)meesters vii scepen(en) ende oick vii/ gesworen(en) d(air) af deen borg(er)meester en(de) drie scepen(en)/ zijn woenachtich ind(en) buytingen/ It(em) dat beyde bij merckelijcke(n) p(ri)vilegien/ en(de) costume(n) en(de) hercomen due(re)nde den voirs(creven)/ tijt van memorien van mensschen ende dair/ over alle lasten ter ordinan(cien) vanden officie(ren)/ der voirs(creven) stad ende den voirs(creven) wethoude(re)n/ van tijde te tijde vervallen zijn geweest en(de)/ die selve hue(r) ordinancie(n) sonder opposicie/ ter executie(n) hebben geweest gestelt/ It(em) dat van div(er)sen natu(r)en zijn lasten va(n) bede(n)
//
vercoopen van rinten bij ov(er)drage als voi(r)e oft/ van onderhouden vanden luden ten besorge vand(en)/ frontie(re)n vanden steden bij ordinancie(n) ende/ bevele vand(er) princelich(er) staten vanden lande/ oft besorch dair aff hebben(de) dan uuyteringhe/ van volcke van wapen(en) dair af de voirs(creven)/ impetran(ten) groot becroen doen en(de) die wethoud(er)s/ die gelijcke lasten bynnen gehadt hebben en(de)/ en doen dair af egheen vermaen/ It(em) de voirs(creven) reden(en) die baerblijcken(de) openbaer/ en(de) warechtich zijn gepresupponeert ende dair/ op en(de) op de reden(en) die naevolgen sullen/ geledt ende die wel gewegen sal bevonden/ wordden dat de voirs(creven) impetrante(n) tonrechte/ dese moeyte doen welcke reden(en) es Ende/ seggen de selve wethouders dat die impetra(n)te(n)/ die tegen de voirs(creven) wethouders impetre(re)n ende/ tegen de ingeseten(en) der selver stad ende oick/ vanden selven wethouders die der buytingen/ toebehoire(n) van ouden costumen geheel ende/ al zijn geco(n)cludeert metten wethouders int/ geheel om der grooter schaden ende lasten/ die de selve wethouders wil wisten/ hen dagelijcx gebu(r)ende Om welcker scaden/ en(de) lasten wille te vele plaetsen alsoe gebu(r)ende/ hebben de offic(ie)r drie scepen(en) ende den/ borg(er)meester van buyten vergadert zijnde/ eene ordina(n)cie dair op gemaict ende ten/ naistcomen(de) sondage doen tertijt de clocke/ geslagen en(de) hebben ald(air) de borg(er)meeste(re)n/ den gemeynten opgedaen de groote menichfuldig(en)/ lasten die zij bevonden in hue(re)n aencomen(e)/ seggen(de) bidden u lieve gemeynte want ghij nu
//
hoort de groote lasten van stucke te stucke/ die de stad heeft bevi(n)den(de) datme(n) dien niet/ en can v(oer)bijgaen ten moet betaelt zijn Ende/ desgelijcx van onsen luden die sitten in/ leystingen te thienen te diest en(de) de juweelen/ die wij ontleent hebben die staen te lu(m)bairde(n)/ dwelck den voirs(creven) wethouders al es tot huer(er)/ grooten en(de) verderffelijke scaden Om welke/ te wederleggen(e) en(de) te wederstaen(e) hebben de/ voirs(creven) wethouders eendrechtelijck ov(er)dragen/ onder uwer hee(re)n van loeven(e) correctie tgene/ dat noyt geschiet en is geweest als datme(n)/ tgemeyn broeck verhu(r)en mocht eene(n) t(er)mijn/ van drie ja(r)en en(de) tgelt beke(r)en inde groote/ lasten en(de) aen den ghenen die de stadt/ praemden dwelc den gemeynte(n) gecundicht/ zijnde wa(r)en e(n)nige die seyden datmen/ dat niet doen en soude noch ne(m)mermeer/ gestaden en souden Welcker gemeynte(n) nu t(er)tijt/ een deel is tegen hue(r) wethouders impetren(ten)/ wair o(m)me de selve wethouders niet en dorste(n)/ voirts attempte(re)n en(de) oick mits dat noyt van/ ouden tijden geestimeert en was Ende hebbe(n)/ alsoe de geheel wet soe wel van buyten/ als van bynnen vergadert zijnde de helicht/ van hue(re)n lasten doen setten bij v p(er)soene(n) te/ weten(e) drie van buyten en(de) twee van bynne(n)/ en(de) den eedt ten heyligen dair op gedaen/ dair nae twee van buyten en(de) twee van/ bynnen oick gheeedt de settinge en(de) de/ rekeni(n)ge te heffen(e) en(de) te doen(e) ende de
//
pe(n)ni(n)gen te bekeeren(e) alsoe dat vo(r)e geordineert/ es Te weten(e) inde lu(m)bairden dair de pande/ leysten totter so(m)men gedragen(de) die de stad schuldich/ is viii[c] ryns gulden(en) dair af gesedt zijn in/ deser settingen omtrint iiii[c] ryns gulden(en) laten(de)/ de ande(re) iiii[c] ryns gulden(en) staen in wesen(e) tot/ derre tijt toe dese settinge betaelt soude zijn wa(n)t/ de ondersaten zoe van bynne(n) zoe van buyte(n) zee(r)/ arm zijn nochtan moeten de ande(re) iiii[c] ryns guld(enen)/ betaelt zijn want de borg(er)meeste(re)n bevonden/ hebben die wettige scult zijnde/ It(em) op de twee yerste pointen d(er) voirs(creven) impetran(ten)/ te kynne(n) geven(de) ruere(n)de de handteringhe/ die bij uwer hee(re)n voirsate(n) soude hebbe(n) geweest/ en(de) dat zij reden(en) gebruyken(de) seke(re) offe(re)n ende/ p(rese)ntatien souden hebben gedaen (et)c(etera)/ Antwerden en(de) seggen de voirs(creven) wethoude(re)n/ dat d(air) op luttel off niet en is te letten(e) ende/ en is niet dan colens? gesocht ende ontky(n)nen/ e(n)nige t(er)minacie gegeven te zijne submissie/ te moeten aengaen en(de) en is egheenssins gefu(n)deert/ uuyteri(n)ge oft last van volcke van wapen(en) te/ willen co(m)pere(re)n oft gelijcken tegen vercoope va(n)/ rinten lasten van beden ende onderhoude(n) van/ besloten steden Men en sal oick niet bevi(n)den/ dat tot noch toe e(n)nige steden zulcken last/ van volcke van wapen(en) oft uuyteringe(n) eenige/ plaetsen afgenomen heeft oft dat oick in/ sulcken oft dier gelijken lasten bij gemeynen/ settingen het zij bijden staten vanden lande/ oft oick e(n)nige p(ar)ticulie(re) plaetsen vervalle(n) zijn/ geweest mair dat elcke plaetse hue(r) avontu(r)e/ verwachten(de) zijne lasten heeft gedrage(n) wel mach
//
wair zijn dat in consenten ende in ordinar(ien)/ lasten van beden vercoopen van renten oft der/ orlogen wille van luydicke gedaen die/ plaetsen meest gelast hebben(de) geweest dair/ inne zijn geweest verschoont Dwelc de voirs(creven)/ wethoude(re)n alsoe wel voi(r)e de voirs(crevenen) vande(n)/ buytinge(n) hebbe(n) v(er)worve(n) als voir hen selve(n)/ It(em) op tderde pointe aengaen(de) de(n) heertstede(n)/ ende va(n) hue(re)n beclagen in dien (et)c(etera) antw(er)den/ de voirs(creven) wethoude(re)n dat zij van dien bliven bijd(en)/ inhouden(e) vanden ii[ten] pointe van desen hue(re)n/ gescriften renie(re)n tselve voir verhaelt tot/ dien uuygev(en)? dat de heertsteden buyten alsoe/ goet en(de) van meerder importancie(n) zijn dan de/ heertsteden bynnen want wel deen helicht oft/ d(air) omtrint van dien van bynne(n) leven vanden/ heylige(n)gheeste It(em) op iiii[de] en(de) v[te]/ ru(r)ende specificatie alsoe die vande(n) buyting(en)/ seggen van hueren lasten segge(n) de wethoud(eren)/ dat sober specificatie is al wair d(air) op te letten(e)/ des neen mits den reden(en) vo(r)e in gene(n) v(er)claert/ en(de) ontkynne(n) e(n)nige lasten gegeven te hebben(e)/ o(m)me have(r) inden buytingen sonder betalinge/ te halen(e) mair is wel wair nae dien de/ luden van wapen(en) inder stad liggen(de) alle thout/ dair bynne(n) zijnde verberent hadden ende tot/ dien e(n)nige huysen afgebroken ende geschint/ soe waert ov(er)dragen bijden offic(ie)r en(de) wethoud(ere)n/ dat thout inder buytingen soude wordde(n) gecrege(n)/ dair af eene(n)yegelijcken nae zijn faculteyt/ te weten(e) de rijcxste zijn part in dien/ werdde gehouden It(em) dat die/ lasten bijden voirs(creven) wethoude(re)n overgegeven zijn
//
gesedt nae der voirs(creven) ouder costumen bij gemeyne(n)/ ov(er)drage der voirs(creven) offic(ie)r en(de) wethoude(re)n/ alle welcke pointen soe verre die in feyte/ gelegen zijn ende ontkint werdden de voirs(creven)/ wethoude(re)n offere(n) te thoen(en) sonder hen tot/ overtuldich(eit) te verbinden(e) Seggen(de) voirt/ hue(r) conclusie dat bij bekynnen oft thoenen/ gebleken bij uwer hee(re)n t(er)minacie uuytgesproke(n)/ en(de) getermineert sal wordden dat de voirs(creven)/ impetran(ten) dit hue(r) vervolch tonrechte doen/ en(de) met quader saken dat die lasten van/ beden vercoopen van renten ende ond(er)houde(n)/ van volcke van wapen(en) inder voirs(creven) stad die/ als vo(r)e frontier is gesedt bij gemeyne(n) ov(er)drage/ vanden voirs(creven) offic(ie)r en(de) wethoude(re)n betaelt/ selen wordden naevolgen(de) den selven ov(er)drage/ in all aenroepende uwer hee(re)n goedertieren/ officie onder alle beneficie en(de) p(ro)testatie van/ rechte [dit zijn de gebreken dier vand(er) stad] Het is waer dat/ sint jansmisse lestleden ten aencomen(e) vanden/ borg(er)meester van halen nu zijnde bevonden/ is geweest de voirs(creven) stad in grooten swaren/ laste alsoe hier onder gespecificeert staet d(air)/ voi(r)e van so(m)megen stucken noch opden dach/ van heden groote leystinge geschiede ende noch/ lange geschieden sullen ten zij dat alsulcken/ bede als de borg(er)meesters en(de) de wet voirs(creven) met/ gesworen(en) eede gesedt hebben behoirlijck gelijc/ de beden gewoenlijc zijn te setten(e) want hen/ niet moegelijck en is anderssins de lasten te/ wederstaen(e) ende te verdragen(e)/ Inden yersten omtrint kersmisse lestlede(n) zijn/ inde voirs(creven) stad gesonden geweest uut bevele/ m(ijns) hee(re)n van nassouwe(n) om de stad te bewaren(e)
//
want zijs grootelijck van noode wa(r)en hond(er)t soudeniers/ de welcke mechelers wa(r)en de welcke dair/ liggen(de) reysden e(n)nige gedeputeerden aen onsen/ gened(igen) hee(re) en(de) aen der stad van loeven(e) om te/ vernemen(e) op wat vorweerden de voirs(creven) soudeniers/ aldair gesonden wa(r)en mair en consten van/ nieman(de) bijstant oft behulp dair af gehebben?/ en(de) heeft de stad die selve moete(n) betalen en(de)/ de pe(n)ningen te lu(m)bairden op hue(r) pande moete(n)/ halen die oick alnoch dair staen ten grooten/ so(m)me(n) gedragen(de) die soudie va(n) die(n) hondert leeuwen/ It(em) heeft noch de selve stad betaelt ende v(er)leet/ te loeven(e) inden wissel twee div(er)se beden die/ zij niet gesedt en heeft mits dat zij cleyne/ wa(r)en te weten(e) deene van xxvi l(i)b(ra) artois ende/ dande(re) van xx l(i)b(ra) en(de) x s(chellingen) It(em) heeft noch/ de selve stad verleet aen joese de(n) busmeester/ die de stad van loeven(e) aldair gesonden heeft/ xxxvi ryns gulden(en) en(de) xv stuv(er)s It(em) noch/ verleet aen seke(re) soudeniers te weten(e) cleefsche/ gesellen die m(ijn) hee(re) van ghete hen gesonden/ hadde van huer(er) soudien xxiii ryns guld(enen)/ Dit zijn gevallen rinten dair vo(r)e va(n) dage/ te dage leystingen geschieden die de voirs(crevenen)/ van halen hebben te betalen Ierst aen/ philipse luydekeers xx(½) ryns gulden(en) lijfpen(sien)/ It(em) aen aerde ysebeele xv ryns gulden(en) It(em)/ aen henricke smeyers xv ryns gulden(en) Item/ aen derfgenamen jans van redingen vijf r(yns)/ gulden(en) It(em) aen henricke boelen v ryns guld(enen)/ It(em) noch van vroentcosten vand(er) selver rinte(n)/ van voir s(in)[t] jansmisse geleden want de borg(er)meest(er)/ nu zijnde e(n)nige bevonde inde vroente sitten(de)/ dieme(n) loste dair vo(r)e vi ryns gulden(en)
//
Item hebben noch de selve van halen moete(n) uuyt/ seynde(n) en(de) uuytgesonden te des(er) tegewoirdig(er) reysen/ weert eenen wagen met drie p(er)den die zij op/ hue(re)n cost moesten leve(re)n te mechele(n) d(air) vo(r)e tsame(n) lvi r(yns) g(uldenen)/ It(em) het is wair dat dien van halen tande(re)n tijden/ bevolen is geweest vand(er) stad van loeven(e) als dat/ zij gheen roef noch gevangen(en) doir hue(r) stadt/ en souden laten passeren en(de) dat dair nae e(n)nige/ gesellen van orlogen van onser zijden quamen/ voir de stad van halen om dair inne te zijne/ dwelc hen gerefuseert was want die va(n) hale(n)/ seyden dat zij e(n)nige gevangen(en) vanden lande/ van luydick hadden en(de) dat zijt d(air) o(m)me niet/ doen en mochten achtervolgen(de) den bevelen(e)/ hen gedaen bijde hee(re)n van loeven(e) quame(n) nochtan/ de selve walen inde stad hen seggen(de) gheene gevang(enen)/ hebben(de) dair af de contrarie bevonden was als zij/ inde stad wa(r)en want zij vier luden aldair geva(n)gen/ brachten die hen die van halen namen ende/ lieten die loopen wair o(m)me de voirs(creven) walen/ die van halen zee(r) gedreycht hebben en(de) hebben/ alsoe moeten een appointement maken tegen de/ voirs(creven) walen om meerder schade te verhueden(e) d(air)/ vo(r)e betaelt tsestich r(yns) gulden(en)/[Dats dantwerde oft wederlegen dier vand(en) buytingen] Hier nae volgt dwederleggen op alsuclcken onredelijke(n)/ ende ongefondeerde(n) eysch als die van halen gedaen/ en(de) geeyscht hebben die vanden buytingen van/ halen ende Ierst op dierste point/ seggen de voirs(crevenen) vanden buytingen dat zij wel/ geloeven dat die van halen hebben gehadt bynne(n)/ huer(er) stad hondert soudeniers mer en is dat/ noyt geweest met hue(re)n consente en(de) all hadde(n)/ zij in zee(r) grooten noot geweest die van halen/ oft hue(r) soudeniers en souden die vanden buyti(n)ge(n)/ niet te baten gecomen hebben gelijc zij dicwijle
//
geweest hebben Ende is oick de buytinge buyte(n)/ vryheyt van halen heeft dien van halen ghelieft/ de soudeniers aen te nemen(e) sonder consent vanden/ buytingen die in vele meerde(re)n noode saten dan/ die van halen soe gelieft dien vanden buyti(n)g(en)/ wel dat die van halen die betalen voir hue(r)/ besorch soe de voirs(crevenen) vanden buytinge(n) hen selven/ tot hue(re)n laste hebben moeten besorgen/ It(em) op ii[te] seggen zij zoe verre die van halen/ conne(n) gethoenen dat die bede gemeynlijc op dlant/ gesedt is geweest en(de) dat die vanden buytingen/ niet mede gegouden en hebben en(de) thoene(n) quitan(cie)/ dat zij die betaelt hebben voir die vand(en) buyti(n)ge(n)/ zoe p(rese)nteren zij der stad hue(r) part en(de) advenant/ gheerne te betalen(e) It(em) op iii[e] point/ seggen die vanden buytingen dat zij dair af/ hopen ongehouden te zijne want de busmeester/ hen noyt te baten en quam ende al hadden zij/ dien van halen aengesocht gelijck zij gedaen hebbe(n)/ te hebben(e) poede(r) oft geschut die van halen weyg(er)den/ hen dat nochtan dat zij de palen zijn van halen/ ende liggen vele sorchelijcker dan die van halen/ doen ende oft zij tonder wa(r)en gegaen soude/ desen goeden lande meer inco(n)veniente(n) scande schade(n)/ ende lasten moegen toecomen dan all wair/ de voirscr(even) stadt tonder gegaen/ It(em) op iiii[e] seggen die vanden buytinge(n) gelijc/ zij vo(r)e geseet hebben en(de) all en hebben zij in hue(r)/ soudie niet gelegen zoe hebben zij hen nochtan moete(n)/ tetene en(de) te drincken geven bij fortsen soe wa(n)neer/ zij uuter stad van halen quamen en(de) hebben dair bij/ alsoe vele oft meerde(r) schade(n) gelede(n) dan die/ va(n) halen hoe wel zij die soudie hebben moegen/ verleggen It(em) op v[te] seggen zij
//
dat zoe verre die van halen connen bewijsen dat/ zij die finan(cien) gedaen hebben inden orbo(r)e mede vand(en)/ buytingen en(de) die noot gesedt geweest p(rese)nteren/ zij huere advenant te betalen(e)/ It(em) op vi[te] is te weten(e) en(de) seggen de voirs(crevenen) vande(n) buytinge(n)/ dat in dien zij noyt consent gedragen en hebben dan/ hondert ryns gulden(en) te vercoopen en(de) alsoe p(rese)nte(re)n zij/ d(er) stad te betalen hue(re) advenant vande(n) c r(yns) gulden(en)/ metten co(m)me(r) mer vanden l ryns gulden(en) en weten zij/ niet noch en was dat noyt geco(n)senteert mits den/ welcken zij d(air) af hopen ongehouden te zijne/ It(em) op vii[te] seggen zij dat zij hue(r) part ende/ advenant wel en(de) loflijc betaelt hebben niet min/ zijn e(n)nige vanden buytingen noch in gebreke zijn zij/ wel te vrede(n) zoe verre die van halen co(n)nen bewijsen/ dat zij comen panden den genen die in gebreke zijn/ van dien It(em) op viii[te] seggen die vand(en)/ buytingen dat zij dat wel betaelt hebben en(de) is d(air)/ af geweest eene gemeyne bede ende hebben die/ vander stad d(air)enbove(n) noch finan(cien) gemaict zoe moege(n)/ zij die betalen It(em) op ix[te] seggen die/ vanden buytingen dat zij d(air) af niet en sulle(n) betale(n)/ want die van halen hebben die finan(cien) gemaict sond(er)/ hue(re)n consente ende mette(n) selven gecregen de assijse/ de welcke zij noch hebben dat noyt gesien en was/ dwelc is ter contrarien van dien vanden buytingen/ dwelc noch steet inde cancell(ie)r ons gened(ichs) hee(re)n onbeslicht/ It(em) op x[te] seggen zij dat zij dair af niet betalen en/ sullen al hadden zij al geconsenteert des voirs(creven) is/ des neen want en heeft noyt bede gesedt geweest/ zij en hebben die altijt betaelt zoe in tijts dat van/ hue(re)n wegen dair op noyt scade geschiet en is/ geweest mer hebben die van halen laten op hue(r)/ bede e(n)nighe costen doen doen dan soe vele/ dat die betaelt wordden/ It(em) op xi[te] seggen zij dat zij dair af hope(n) ongehoud(en)
//
te zijne want zij dien niet gesonden en hebben in/ orbo(r)e oft prouffijte van onsen gened(igen) hee(re) noch dat/ hen dat oick niet geconsenteert en is bij dien/ vanden buytingen It(em) op xii[te] segge(n)/ die vanden buytingen dat zij dair af hope(n) ongehoude(n)/ te zijne want hadden die van halen hen soe stercke/ gemaict dat zij die walen niet inne gelaten en/ hadden noch oic ongelijck en hadden gedaen zij en/ souden niet hebben moeten beteren ende all gelieft/ dien van halen de lx ryns gulden(en) te eysschen(e) hebbe(n)/ zij nochtan weder oft zij weten dat te hebben(e) vande(n)/ gevangen(en) die zij uut liete(n) gae(n) xx oft xxv r(yns) g(uldenen)/ It(em) all des voirs(creven) is niet tegenstaen(de) soe p(rese)nteren/ nochtan die vand(en) buytinge(n) te helpen betalen d(er) stad/ van halen hue(re) advenant van alle costen en(de) lasten/ die die van halen gedaen en(de) geleden hebben zoe/ verre die van halen hen willen hulpen betalen/ hue(r) costen en(de) lasten die zij gehadt hebben/ Alle en(de) yegewelcke pointe(n) zoe verre zij in/ feyte gelegen zijn en(de) hen dat bij dien van halen/ ontkint wordt zoe p(rese)nteren die vande(n) buytingen/ te thoenen(e) sonder hen dair af tot onv(er)tuldiger/ proeven te wordden gestelt Heeft den voirs(creven)/ raet de voirs(creven) p(ar)tien ter eenre en(de) ter ande(r) zijden/ nae dien de selve p(ar)tien elc op des anders gescrifte/ hebben geweest gehoirt om hen soe verre het mogelijc/ wa(r)e geweest minlijc te verliken gewesen tot hue(re)n/ thoene yerst en(de) voir all de voirs(crevenen) vande(n) buytingen/ gehoirt p(ar) credit vel non credit op dantwerde d(er) voirs(crevenen)/ vander stad die onder den ande(re)n bekinden warachtich/ zijnde dinhouden vanden drie yerste(n) pointe(n) vand(en)/ verantwerden(e) Ende als den dach van thoene(n) bij/ p(ar)tien genomen diende hebben zij ov(er)gegeve(n) zeke(re)/ ar(tic)[len] bij formen van interrogatorien en(de) d(air) op gethoent
//
inder maten en(de) formen als hier nae volgt Ende/ yerst volgen de int(er)rogatorie(n) dier vand(en) buyti(n)gen/ interrogatorien dier vanden buytinge(n) gesete(n)/ omtrint der stad van halen tegen de wethoud(er)s/ der stad van halen Inden yersten beghe(re)n/ de voirs(crevenen) vand(en) buytingen gemaent te hebben(e)/ willem(me) vander waerden nu t(er)tijt scepen(e) vanden/ buytingen en(de) henricke schoesitters oft hen niet/ kynlijk en is dat tande(re)n tiden voir uwer hee(re)n/ voirsaten wethoude(re)n der goeder stad van loeven(e)/ questie heeft geweest tusschen de voirs(creven) partie(n)/ dair onder den ande(re)n bij dien van buyti(n)gen/ geclaegt was vander verderffelijcker scaden bij hen/ geleden welck point oft ar(tic)[el] de voirs(creven) getuyge(n)/ tsamen confirme(re)n Item den selven oft/ hen niet kenlijc en is dat alsdoen bij mi(n)lijcke(n)/ appointeme(n)te der hee(re)n der goeder stad va(n) loeven(e)/ geseedt was dat p(ar)tien in wed(er)zijde nemen soude(n)/ goede ma(n)nen om hen te laten beslichten en(de) te/ ov(er)comen hoe en(de) in wat manie(re)n de voirs(creven) laste(n)/ souden wordde(n) gesedt en(de) oft die vand(en) buyting(en)/ dair toe niet altijt en hebben bereert geweest/ en(de) dien vander stad dicke en(de) menichwerf/ dair toe versocht welck ar(tic)[el] sij oic tsamen co(n)/ firme(re)n It(em) den selven henr(icke) scoesitt(er)s/ janne vand(en) vynne willem(me) vander eect pete(re)n/ van bakele en(de) pete(re)n van beetze oft zij va(n) hue(re)n/ jongen tide altijt niet en hebben gewoent inde buyti(n)ge/ van halen en(de) oft hem niet kenlijc en is dat va(n)/ alsoe langen tide als hen gedinct als die vand(er)/ stad e(n)nige ordinan(cien) oft setten van laste hebbe(n)/ willen sette(n) oft ordine(re)n dat zij dat bij voirgaen(de)/ clocslage ende consente vand(en) gemeynte(n) plege(n)
//
te doen(e) en(de) anders niet alle de voirs(creven) p(er)soene(n)/ affirme(re)n dierste clausele en(de) opde ii[te] clausele/ seggen zij dat hen kenlijc is dat alle setti(n)ge(n)/ van laste(n) altijt hebben gesedt met co(n)sentevand(en)/
vand(en) gemeynte(n) soe wel van buyten als va(n) bi(n)ne(n)/
en(de) niet altijt met clocslage mair alst gesedt/
is en(de) ment uutroept dat gesciet m(et) clocslage/
It(em) alle de voirs(creven) p(er)soen(en) salmen manen oft hen n(iet)/
kenlijc? en is dat die vand(en) buytinge(n) de ruyte(re)n/
van ph(ilips)e mons(ieu)[r] de ruyte(re)n van m(ijn) hee(re) van ghete/
de ruyte(re)n van petit sallesar de ruyte(ren) van m(ijn)/
hee(re) van chaintraine de duetsche knechte(n) ende/
meer ande(re) te div(er)se stonden tot hue(re)n groote(n) coste/
niet en hebben moete(n) houde(n) sonder last dier/
van bynne(n) en(de) oft die vand(en) geheelder buytinge(n) d(air)/
bij niet wel scade geleden en hebben over de iiii[m]/
ryns gulden(en) [oft hue(re) beste conde d(air) af] Willem(me) vand(er) eect seet dat hij wel/
weet dat zij groote scade gehadt hebben henrick/
scoesitters peter van bakele jan vanden vynne peter/
van beetse affirme(re)n dierste clausele vand(er) betali(n)g(en)/
genoempt ind(er) ar(tic)[len] tselve seet willem vander/
warde(n) mer hij en weet huer(er) lieder name(n) niet en(de)/
al sonder behulp van die van bynne(n) ende die/
lasten sijn overtuldich groot hoewel zij die niet/
sekerlijc en wete(n) te noeme(n) It(em) den selven/
salmen manen oft hen niet kenlijc en is dat die/
vander stad gesonden hebben hue(re)n vorste(r) ind(en) buyti(n)ge(n)/
van huyse te huyse met eender cedullen in zijnd(er)/
hant dair mede hij de so(m)mige(n) vand(en) selven/
buytinge(n) beval vander stad wegen en(de) als bode der/
selver te bringen(e) bynne(n) der stad een seke(re) quote die/
hij noempde van mutsard(en) en(de) ande(re)n wishoute Ende/
oft hij niet en seyde totten genen die hen weyg(er)den/
en doet ghijs niet men sal u soe vele volcx thuys/
sinden dat ghij blide sult sijn dat ghijt doen sult
//
willem vander eect seet dat hij hier af niet en/ weet jan vanden vynne seet dat hij een voederhouts/ sant dande(re) wordens versocht mer zij en sandens/ niet It(em) den selve(n) oft d(air)enbove(n) de ruyters/ bynne(n) der stad liggen(de) niet en zijn come(n) inde buyti(n)ge/ en(de) hebben ald(air) te vele plaetsen have(r) gevaet en(de) som/ selve wech gevuert bynne(n) der stad ende som/ bedwonge(n) den luden vand(en) buytingen die te/ moete(n) vu(r)en bynne(n) der stad jan vande(n) vynne en(de)/ henr(ick) scoesitters sandent dair en(de) moeste(n) dat doe(n)/ mer die van bynne(n) en dedens hen niet doen en(de)/ dande(re) en dedens niet It(em) men sal manen/ willem(me) vander eect henricke wiggers en(de) mychiele/ vander eect pete(re)n van bakele en(de) henr(icke) va(n) surple/ oft hen niet kenlijc en is dat tande(re)n tiden eenen/ gemeynen last es geweest gesedt op die van bynnen/ en(de) van buyten om te betalen(e) zeke(re) pe(n)ningen die zij/ gheve(n) m(ijn) hee(re) den meye(re) van loeven(e) voir seke(re)/ appointemente(n) die hij voir de selve stad ende der/ gemeynte(n) aen ons(en) gened(igen) hee(re) hertoge kaerle ende/ den busscop van luydick salig(er) gedachten gemaict/ hadde en(de) oft die vand(en) buytinge(n) hue(r) part ende/ porcie van dien der stad niet en hebben opgeleet/ en(de) betailt uuyt hue(re)n buydel mit gereden pe(n)ni(n)g(en)/ met settinge en(de) sonder finan(cien) henrick van surpele/ peter van bakele mychiel vand(er) eect en(de) henric/ wiggers affierme(re)n tvoirs(creven) ar(tic)[el] ende willem vand(er)/ eect weet dat de betalinge gedaen is/ It(em) den selven oft hen niet kenlijc en is dat die/ vand(en) buytinge(n) vand(en) iii[c] xiiii lichte gulden(en) die/ die van buyten en(de) bynne(n) mits appointeme(n)te gemaict/ bij middele m(ijns) hee(re)n smeye(r)s van loeven(e) geven/ moesten betaelt hebben met ge(re)den pe(n)ninge(n) ond(er)/ hen met settinge(n) gehaelt huer part en(de) advenant/ van dien sonder dair op ten laste van die van/ bynne(n) e(n)nige finan(cien) te maken wair bij de v r(yns) g(uldenen)
//
in dien bij die van halen ter finan(cien) gehaelt aen de/ erfgename(n) jans van redingen niet sculdich en zij(n)/ tot hue(re)n laste te comen alle de voirs(creven) p(er)soen(en) affirme(re)n/ dit ar(tic)[el] uutgenomen willem vand(er) eect die wel/ weet dat de betalinge gedaen is Ite(m) alle de(n)/ voirs(creven) p(er)sonen salmen manen oft hen niet kenlijc/ en is dat alle beden ons gened(ichs) hee(re)n van wagen(en)/ peerden en(de) ande(re)n uuytgesonden eene gemeyne/ bede altijt gesedt heeft geweest en(de) dat die/ vand(en) buytingen hue(r) part en(de) porcie van dien/ altijt hebben betaelt in tijts eer e(n)nige schade/ oft last dair op gedaen wort met ge(re)den pe(n)ning(en)/ uut hue(re)n buydel en(de) met settingen sonder finan(cien)/ willem vander eect seet dat hij van des(er) ar(tic)[el]/ niet en weet henr(ick) van surpele en(de) peter van/ bakele seggen dat zij anders niet en weten en(de)/ dande(re) seggen dat elc voir zijne(n) p(er)soen wel betaelt/ heeft sijn bede sonder schade Item men sal/ manen It(em) men sal manen ghijsbrechte stine(n)/ machiele vander eect pete(re)n van beets janne van/ ijpe(re)n en(de) henricke selkairts oft hen niet kenlijc en/ es dat de xv ryns gulden(en) die gefineert [zij(n)] aen henr(icke)/ smeye(r)s niet en wa(r)en gefineert om te vervallen(e)/ de groote bede ons gened(ichs) hee(re)n inde(n) ja(r)e voirlede(n)/ gesedt en(de) oft de selve vand(en) buytinge(n) huer porcie/ en(de) advenant van dier bede(n) bedtschewijse onder/ hen niet gesedt en(de) gehaelt en hebben en(de) uut/ hue(re)n buydele selve betaelt sonder finan(cien) henrick/ van surpele peter van bakele en(de) peter beets affirme(re)n/ tvoirs(creven) ar(tic)[el] desgelijcx affirme(er)t henrick selkairts/ ghijsbrecht stine(n) affirm(eer)t oick It(em) den selve(n)/ oft hen niet kenlijc en is dat in deser beden mede/ gesedt was den last vande(n) wagen(en) en(de) p(eer)de(n) die/ te vlaende(re)n gesonden wert en(de) dien last va(n) hue(re)n/ deele en(de) porcie uut hue(re)n buydele sonder finan(cien)/ met gereede(n) pe(n)nige(n) en(de) settinge betaelt is geweest
//
Alle de voirs(creven) p(er)soen(en) affirme(re)n dit ar(tic)[le] It(em)/ men sal mane(n) ghijsbrechte stijnen en(de) mychiele va(n)d(er)/ eect oft hen niet kenlijc en is dat zij de voirs(creven)/ bede van dier vanden buytingen in den name vand(er)/ stad hebben gehaven dit arti(c)[le] co(n)firme(re)n de/ voirs(creven) ghijsbrecht en(de) mychiel It(em) men sal/ manen mychiele vander eect als borg(er)meester/ vand(en) buytingen oft hem nyet kenlijc en is/ dat hij ontboden heeft geweest bij die van/ halen om consent te dragen inde settinghe die/ de selve van bynne(n) doen wouden ten gemeyne(n)/ laste van buyten en(de) bynne(n) op de settinge bij hen/ zeder gedaen dair nu de meeste questie af is/ ende dat de selve mychiel die tuycht horen(de)/ de grote onredelich(eit) vanden lasten die zij op de/ buytingen mede dragen wouden gheenssins/ dair inne consente(re)n en woude en(de) dat hij alsoe/ bij tselve consent en(de) overdrach gheenssins geweest/ en heeft Op dit ar(tic)[le] seet de voirs(creven) mychiel/ dat hij bij hen was en(de) dair was beg(eer)t de setti(n)ge/te geven [te geschiede(n)] van vii[c] lichte gulden(en) oft datmen/
tgemeyn broeck dair vo(r)e uutgeve(n) soude ende/
dat zij hem gaven zijn beraet dair op metten/
buytinge(n) te spreken en(de) dat die van halen/
dair nae die hebben gaen sette(n) wa(n)t die va(n) buyti(n)g(en)/
niet co(n)sente(re)n en woude(n) tverslitte(n)? vand(en) broecke/
Interrogatorien der wethoude(re)n der stad van halen/
tegen henricke van zurpele en(de) lambrechte bake/
met hue(re)n adhe(re)nten inden name vanden buyti(n)g(en)/
van halen Ierst nemen de voirs(creven) wethoud(er)s/
voir geproeft tghene des die vanden buyti(n)g(en)/
in hue(re) gescrifte(n) bekint hebben It(em) beghe(re)n/
de selve wethouders gevisiteert te hebben(e) seke(re) hue(r)/
p(ri)vilegie(n) bijde(n) prince vande(n) lande he(n) verleent
//
philips bijder gracien gods hertoghe van/ bourgoingnen van loth(ie)r van brabant ende van/ lymborch greve van vlaende(re)n van artois van/henegouwe bourgoingnen palatijn va(n) henegouwe/
van hollant van zeelant ende van namen mercgreve/
des heylichs rijcx hee(re) van vrieslant van salins/
en(de) van mechelen allen den ghenen die desen/
brief sullen zien oft hoiren lesen saluyt alsoe/
als die scepen(en) ende rade onser stad van hale(n)/
inden name der selver onser stad ons hebben/
gethoent hoe van ouden tijde die selve onse/
stad bij onsen vorderen wijlen h(er)togen en(de) h(er)togi(n)ne(n)/
van brabant saliger gedachten gep(ri)vilegeert is/
geweest van dat die scepen(en) der selver met/
der selver onser vorde(re)n voir en(de) na met onse(n)/
meyer ald(air) hebben moigen maken en(de) ordine(re)n/
alrehande statuyten ende ordinan(cien) dienen(de)/
totter policien gemeynen orber ende ten raste/
en(de) vrede van onsen goeden lude(n) en(de) ond(er)sate(n)/
ende dair op sette(n) alrehande kuere(n) en(de) brueke(n)/
en(de) correctie(n) die de gene verboren die dair/
tegen deden ende dat die eene helft dair/
af soude volgen onsen voirs(creven) vorde(ren) en(de) hue(re)n/
nacomelingen ende dande(r) helicht onser voirs(creven)/
stad Ende al eist alsoe dat zij altijt va(n) desen/
rastelijc en(de) vredelijc hebben plegen te gebruyke(n)/
soe duchten zij nochtans dat mits dien dat/
hoere brieve(n) en(de) p(ri)vilegien die hoere vorde(re)n/
dair af hebben gehadt bijden orlogen van/
voirleden(en) tiden ende ande(re)n versuympten ende/
quaden toesiene verdoolt en(de) te nieuwe zijn/
gebracht alsoe dat zij d(air) af niets niet en hebbe(n)/
behouden hen oft hoiren nacomelingen hier/
namaels stoot d(air) inne soude moege(n) werdde(n) gemaict
//
het en wa(r)e dat hen bij ons genedelijc d(air) op/ wordde versien dair om zij ons oetmoedelijc/ hebben gebeden Soe doen wij te weten(e) dat/ wij nae goede informacie die wij hebben doe(n)/ nemen op tgheen dat voirscreve(n) steet aensien(de)/ dat onse voirs(creven) stad van halen is gelege opten/ utersten pael ons lants van brabant ende op/ dat de goede lude en(de) ingeseten(en) der selver/ te meer gehouden zijn en(de) oick maicht moege(n)/ hebben die selve onse stad aen haeren porte(n)/ mueren vesten en(de) [oic] grachten te repare(re)n ende te/ fortifice(re)n tonser en(de) ons gemeynts lants eere(n)/ orber en(de) versekernissen hebben navolgende/ tgheen dat wij bevijnden in des voir(screven) steet/ te zijn gehanteert onser voirs(creven) stat gegonnen en(de)/ verleent gonnen en(de) verleenen uut desen brieve/ dat in allen toecomen(de) tiden onse scepen(en) aldair/ uut onsen meyer die bij ons en(de) bij onsen naco/ melingen hertoge(n) en(de) h(er)togi(n)nen van braba(n)t ald(air)/ inder tijt gestelt sal wesen tallen tiden als hen/ samentlijc dat om gemeyn orber ende in/ starkernissen van ons(er) hoocheyt en(de) hee(r)licheyt/ nut en(de) orbelijc sal duncken selen moege(n)/ maken en(de) ordine(re)n alrehande statute(n) en(de) ordinan(cien)/ dienen(de) totter policien ende den gemeyne(n) orber/ ende den rasten en(de) vreden van onsen goeden/ luden en(de) ond(er)sete(n) ende dair op sette(n) alrehande/ kuere(n) correctie(n) en(de) broeken die de gene v(er)bore(n)/ sullen die bevonden sullen wordde(n) dair tegen/ doen(de) oft gedaen hebben(de) ende die voirs(creven)/ statute(n) ordinan(cien) kuere(n) correction en(de) brueken/ en(de) oic de gene die voirmaels gemaict ende/ gestatitueert zijn geweest verandere(n) en(de) modere(re)n/ tallen tiden als hen dat om gemeynen orber
//
en(de) in starckenissen van onser hooch(eyt) en(de) hee(r)licheyt/ nut sal duncken Van welcken kue(re)n correctien/ en(de) brueken ende oic van allen ande(re)n cuule(n) pene(n)/ en(de) pennincboeten die in ons(er) voirs(creven) stad ofte bi(n)ne(n)/ der banck der selver selen wordde(n) verboert/ die een helicht sal volgen der selver ons(er) stad/ bij handen van onsen meyer ald(air) ende dande(r)/ helicht den selven onsen meyer tonsen behoef/ Ende als gebu(r)en sal yemant in onser voirs(creven)/ stad van halen en(de) bynne(n) der banc der selver/ bij onsen voirs(creven) meyer gecalengeert aengetast oft/ te rechte betoge(n) te werden van saken geschiet bute(n)/ onser voirs(creven) stad oft hoerer banc dair af selen/ die pene(n) correctien en(de) broeken onsen meye(r)/ tonsen behoef geheel volgen ende onse voirs(creven)/ stad en sal dair inne egheen recht oft deel/ hebben Ende desgelijcx en sal oick de selve/ onse stad niet gericht zijn in e(n)nigen penen/ broeken correctie(n) oft verboirte(n) spruyten(de) uut/ criminelen saken oft die e(n)nichssins aenru(r)en/ lijf oft let oft des dair aen cleeft al woirde(n)/ die oic civilijc inne geset aengesproke(n) gevo(n)/ nist gecorrigeert oft gebetert mer sal allet dat/ dair af comen sal ons en(de) onsen voirs(ceven) nacome/ linge(n) geheelijc volgen sonder argelist Ende/ op dat onse voirs(creven) stad goet ten meesten orber/ en(de) prouffijte der selver moigen werde(n) geregeert/ en(de) niet dair af en verdoncke(ren) noch in ande(re)n/ saken bekeert en werdde(n) willen wij en(de) ordine(re)n/ dat van nu voirtaen(e) alle jair opte(n) xx[sten] dach d(er) mae(n)t/ van junio die gene die dat voirleden(en) jair/ selen hebben gehadt dbewint van ons(er) voirs(creven) stad/ goeden int ontfange en(de) uutgeve(n) dair af hoe(r)
//
rekeni(n)ge sculdich sullen zijn te doen(e) openbairlijck/ voir onsen meyer scepen(en) raide en(de) allen onsen/ goeden luden en(de) onderseten die dair bij sullen/ willen comen allet in gescrifte tegen welke rekeni(n)/ ghe eenyegelijc sal moegen seggen en(de) die wed(er)legge(n)/ En(de) op dat wederleggen soe verre e(n)nichsins gescille/ geschiede selen onsen meyer en(de) scepen(en) hoore(n)/ die gelegentheyt en(de) hen dair af informe(re)n ende/ daerenteynden die rekeni(n)ge sluyten lidende d(air)/ inne tgene dat hen redelijc ende doerslaen(de)/ tgheen dat hen onredelijc sal duncken Ende/ soe verre ons geliefde in e(n)nigen tiden e(n)nige va(n)/ onsen rade dair bij te schicken als men die reke/ ninge doen sal soe selen die selve va(n) ons(en)/ raide die ke(n)nisse d(air) af hebben horen(de) niet te/ min op al dat avijs en(de) goetduncken van onsen/ meyer en(de) scepen(en) voirs(creven) Behoudelijc ons altijt/ in al dat voirs(creven) steet onser hoocheyt hee(r)licheit/ erffelicheit en(de) demaine(n) die wij willen dat/ geheel ende ongequest bliven sonder dat onse/ voirs(creven) meyer en(de) scepen(en) ten achterdeel oft p(re)judicie(n)/ der selver e(n)nige statuyten oft ordinan(cien) selen/ moegen maken oft hen dierre onderwinde(n) in/ e(n)niger manie(re)n ende al sonder argelist Ontbied(en)/ dair om en(de) bevelen onsen drossete va(n) braba(n)t/ onsen meyer van thiene(n) ende van halen en(de)/ allen onsen ande(re)n ambachteren richte(re)n dienne(re)n/ en(de) onderseten nu zijnde ende namaels wesen(de)/ en(de) allen ande(re)n dien dat aengaen mach dat sij/ ons(er) voirs(creven) stad van halen van des(er) voirs(creven) ons(er)/ verlievi(n)ge(n) ende allen voirs(creven) pointe(n) rastelijck/ en(de) vredelijc doen ende laten gebruyken sonder/ haer dair tegen e(n)nigen hinder co(m)mer oft letsel
//
te doen oft te laten geschien in e(n)niger manie(re)n/ Ende des torconden hebben wij onsen segel/ aen desen brief doen hangen gegeven in ons(er)/ stad van bruessel ix daghe in decembri int/ jair ons hee(re)n duysent vierhond(er)t negen en(de) vijftich/ aldus gescreve(n) opde plijke bij mijnen hee(re)/ den hertoge dair van zijne(n) raide bij wa(r)en/ ghij hee(re) henrick magn(us) ridder symon van/ herbais lijbrecht hee(re) te meldert en meester claes/ clopper ende geteekent vanderee Item/ men sal manen pauwelse luytgaerden willem(me) va(n) ru(m)mene/ clase sjonghen en(de) janne van meeuwen oft zij niet/ en hebben verkeert te halen over xl ja(r)en ende oft/ hen niet kenlijc en is soe wa(n)neer yet geordineert/ heeft geweest bijden officieroft [en(de)] wethouders zu(n)derli(n)ge/
van settingen oft dat niet soe wel geschiet op de/
buytinge(n) als op die van bynne(n) een yegelijck/
nae zijnen staet dat ar(ic)[le] affirme(re)n de voirs(creven) p(er)soen(en)/
aldus dat zoe wa(n)neer bij de wethouders soe wel/
van buyten als van bynnen yet samentlijc ov(er)dragen/
wort dat dat wort onderhouden en(de) datmen tot/
wethouders jairlijcx in p(rese)ncie(n) ii borg(er)meesters en(de) iiii scep(enen)/
van bynne(n) en(de) eene(n) borg(er)meester en(de) iii scepen(en) van/
buyten It(em) den selven salmen manen oft totte(n)/
settinge(n) niet en zijn altijt gecoren geweest bedesett(er)s/
en(de) hue(re)n eedt dair op gedaen en(de) oft dat niet en/
wordde alsoe ter executie(n) gestelt sonder yemants wed(er)/
seggen dit point affirme(re)n alle de voirs(creven) p(er)soene(n)/
jan alarts borg(er)meester in absen(tien) van zijnd(er) wed(er)p(ar)tien/
heeft beg(eer)t op dit point gemaent te hebben(e) arnde/
en(de) woute(re)n svorsters gebruede(re)n laureyse van hese/
en(de) janne [va(n)] zwig(er)hoven seggen(de) dat hij die in dit/
point v(er)geten hadde te setten(e) Ende soe hebben die ge/
cleert dat des wel geleden is dat wel xxx jair
//
geleden is v p(er)soen(en) som van buyten som van bynnen/ quamen voir de came(re) te halen geloepen en(de) seyden/ wij en willen niet houden dat de hee(re)n oft de/ stad van halen geordineert hadden en(de) maicte(n) hen/ rijbel en(de) seyden den clippel sal te we[r]ke gaen/ en(de) dat zij d(air) om gecorrigeert wa(r)en deen met hootvo(n)/ nisse te loeven(e) gehaelt die deden elc eene(n) wech/ s(in)[t] eewouts in elzeten en(de) dande(re) wa(r)en ondermans/ die quamen blootshoede(n) en(de) ongegort met eend(er)/ berrender kerssen en(de) baden der wet v(er)gheffenisse/ It(em) men sal manen den selven p(er)soen(en) oft hen niet/ kenlijc en is dat in voirleden(en) tide e(n)nige p(er)soen(en)/ geweest hebben die seyden tegen der wethoude(re)n/ ordina(n)cie en(de) dat dier hebben moeten openbaerlijc/ beteri(n)ge doen en(de) oft niet en zijn e(n)nige vanden/ buytinge geweest die beteringe gedaen hebben/ op dit ar(tic)[el] clee(re)n de voirs(creven) p(er)soen(en) dat zij wel ge/ weten hebben dat questie geweest is en(de) dat die/ van buyten blootshooden quame(n) vergheffenisse bidde(n)/ mair [wair] af en weten zij niet It(em) men sal mane(n)/ clase sjongen en(de) willem(me) van ru(m)mene wat officie(re)/ zij dicke in de stad van halen gehadt hebben Op/ dit ar(tic)[le] cleert de voirs(creven) willem va(n) ru(m)mene/ dat hij heeft geweest wethoude(r) scepen(e) en(de) vorste(r)/ en(de) de voirs(creven) claes sjonge(n) cleert datgl hij/
heeft geweest gesworen gasthuysmeester vorst(er) It(em)/
van x oft xii meye(r)s scepen(en) meye(r) tonservrouwe(n)/
ter donct den greve va(n) nassouwe(n) gedient It(em)/
men sal manen janne van meeuwen oft hij niet/
bijnae altijt gewoent en heeft op de buyti(n)ge/
dit ar(tic)[le] affirmeert de voirs(creven) jan van meeuwe(n)/
It(em) men sal manen den voirs(creven) drie scepen(en)/
geseten zijnde op de buytinge van hale(n) te/
weten(e) willem(me) vander eect willem(me) vander/
waerden en(de) gheerde van wynge oft hen niet/
kenlijc en is en(de) bij en(de) aen geweest en hebben
//
metten wethouders van bynnen en(de) den offic(ie)r Aldair/ eendrechtelijc geordineert is geweest eene settinge/ te doen(e) vand(er) so(m)men van iiii[c] ryns gulden(en) oft/ d(air) omtrint en(de) oft die settinge niet en is gecon/ senteert alsoe wel op de buytinge(n) als die van/ bynne(n) nae der ouder costume(n) en(de) oft d(air) toe/ niet genomen en zijn v bedesett(er)s die nae/ ouder costumen hue(re)n eedt d(air) op gedaen hebben/ dit ar(tic)[le] affirme(re)n de voirs(creven) willem vander eect/ willem vand(er) waerde(n) en(de) gheert van wynge/ It(em) den selven salmen manen oft vanden voirs(creven)/ v bedesetters niet en woenen de drie buyte(n) en(de)/ de twee bynnen en(de) oic oft nae dese bede/ gesedt zijnde niet genomen en zijn iiii ontfang(er)s/ die oic dair op hue(re)n eedt gedaen hebben en(de)/ oft dair af niet en zijn de twee van buyten/ en(de) twee van bynnen om de pe(n)ni(n)gen te bekeeren(e)/ dair toe zij geordineert zijn dit alr(tic)[le] affirme(re)n/
de voirs(creven) willem vand(er) eect willem vand(er) wae(r)de(n)/
en(de) gheert van wynge It(em) men sal mane(n)/
de selve scepen(en) oft zijt niet altijt en hebbe(n) wete(n)/
te geschien(e) als voirs(creven) is en(de) oft alle beden ende/
lasten vander stad van halen niet en zijn alsoe/
gesedt geweest nae der manie(re)n voir geruert/
op alsoe dat eendrechtelijck bijden offic(ie)r ende/
wethouders ov(er)dragen geweest heeft nae der/
ouder costumen willem vander waerden seet/
op dit ar(tic)[le] dat hij hier af niet en weet mer/
hij seet dat die van bynne(n) somtijts bede op/
huer selven gesedt hebben willem vand(er) eect/
cleert op dit ar(tic)[le] dat hij noyt en wist meer/
dan eens dat die van bynne(n) bede op hen selve(n)/
sedte(n) gheert van wynge cleert h(ier) op dat hij hier/
af niet en weet It(em) men sal manen den/
selven en(de) mychiele vander eect nu t(er)tijt borg(er)meester/
vand(en) buytingen oft zij niet geconsenteert en hebben
//
en(de) ov(er)gegeven metten wethouders van bynnen/ gelijckelijck gesloten te seynden(e) ph(ilips)e swave meye(r)/ van halen eenen wagen inden dienste ons gened(ichs)/ hee(ren) des rooms coni(n)ck en(de) oft dien wagen niet/ en is gesonden geweest om beters wille en(de) om/ meer scaden te vervallen(e) die zij vand(en) artillerie(n)/ meester souden hebben moegen lijden Dit ar(tic)[le]/ affirme(re)n de voirs(creven) willem vander eect gheert va(n)/ wynge en(de) mychiel vander eect en(de) willem vand(er)/ waerden seet dat hij dair niet tegewoirdich en was/ It(em) men sal manen pete(re)n van cuyct arnde svorsters/ laureyse van heze janne van zwigeroven ende/ henricke wiggers oft hen niet kenlijc en is dat/ zoe wat geordineert is geweest bijden offic(ier)r en(de)/ wethoude(re)n dat altijt onderhouden is geweest/ nae der ouder costumen alsoe wel op de buyti(n)gen/ als op die van bynne(n) ende soe wa(n)neer de co(n)trarie/ bevonden heeft geweest in woirden wercken oft/ oick in weygeri(n)gen van betalinge(n) oft dat niet en/ heeft ter executie(n) gestelt geweest Dit ar(tic)[le]/ affirme(re)n alle de voirs(creven) p(er)soen(en) in dit ar(tic)[le] geruert/ It(em) den selven salmen manen oft hen n(iet) kenlijc/ en is dat in voirleden(en) tiden de lasten vanden/ busmeesters en(de) van wagen(en) die gesonden wa(r)en/ ter orlogen en(de) tverloop van rinten die de stad/ sculdich is niet gesedt en(de) zijn geweest op de/
buytingen alsoe wel als op die van bynne(n) om/
die lasten te vervallen(e) Dit ar(tic)[le] affirme(re)n de/
selve p(er)soen(en) int voirs(creven) ar(tic)[le] geruert It(em)/
men sal manen den voirs(creven) scepen(en) van buyten oft/
hen niet kenlijc en is dat de wethoud(er)s hebbe(n) betailt/
twee beden die niet gesedt en zijn dan in deser/
tegewoirdiger settingen d(air) tegen hen de buyti(n)ge(n)/
oppone(re)n dair af deene is vand(en) xii[m] die geco(n)senteert/
zijn inden m(er)te en(de) de ande(re) geweest is vanden/
gelde dat geconsenteert is m(ijn) hee(re) van nassouwe(n)
//
alsoe dat oic blijct bijder quitan(cien) dair af zijnde Op/ dit ar(tic)[le] deponeert willem vander eect dat hij niet/ en weet oft de twee beden betaelt zijn mer hij weet/ wel dat zij nu gesedt zijt willem vand(er) waerden/ cleert datter twee beden wa(r)en en(de) datmen ghelt/ dair toe leende en(de) gheert van wynge seet dat d(er)/ bede gesedt was mer hoe vele en weet hij niet/ sij en weten gheen van alle(n) hoe groot de so(m)me/ was int geheele de voirs(creven) wille(m) vander waerde(n)/ en(de) willem vander eect clee(re)n dat haer so(m)me(n) wa(r)en/ xxvi oft xxii It(em) beghe(re)n de selve wethoude(re)n/ gevisiteert te hebben(e) de voirs(creven) quitan(cien) die zij voir u/ hee(re)n exhibe(re)n inhouden(de) soe h(ier) nae volgt Den/ xxiii[te(n)] dach van mey lxxxvi be(n)nick adriaen v(er)heylwige(n)/ wissele(r) te loeven(e) gere(n)boursert vand(er) stad van hale(n)/ vander beden van xii[m] in merte lestlede(n) opgehave(n)/ beloepen(de) xxvi l(ib)r(a) ii s(chellingen) art(ois) alst blijct bij mijnder cedulle(n)/ gescr(even) (et)c(etera) en(de) geteekent heylwijghen De stadt/ van halen heeft volbetaelt in mijnen handen/ huer porcie vand(en) l[m] gulden(en) onlanx geco(n)senteert/ beloepen(de) cx l(ib)r(a) iiii s(chellingen) ende voe(r) m(ijn) hee(re)n va(n) nassouwe(n)/ de so(m)me van xx l(ib)r(a) ii s(chellingen) vi (denieren) geschiet xxvi julii/ lxxxvi geteekent heylwijgen It(em) men sal/ manen arnde svorsters woute(re)n svorsters en(de) pete(re)n/ van cuyct oft zij niet van langen tijde geweest/ en hebben inde officie te weten(e) als borg(er)meesters/ oft scepen(en) en(de) oft hen niet kenlijc en is dat der/ stad goet oft van reste van beden oft oic va(n) pe(n)ni(n)g(en)/ die gehaelt zijn ter finan(cien) niet bekeert en zijn/ inder stad prouffijt in rechtv(aar)dige stucke(n) Ende/ oft zij niet dicke en(de) menichwerf gehoirt en hebben/ achter hen en(de) voir hen dat zij op de stad oft oic/ op de ondersete(n) meer doerbracht hebben dan zij/ schuldich sijn te doen(e) van rechte op dyerste point/ van desen ar(tic)[le] affirme(re)n zij int selve point geruert/ dat alle finan(cien) en(de) pe(n)ning(en) bekeert tot gemeynen/ prouffijte En(de) op dand(er) point clee(re)n zij dat de buyti(n)g(en)/ dicwijle achterrugge hue(re)n rugge geseet hebbe(n) d(at)
//
zijt doerbracht hadden It(em) den selven oft/ hen niet kenlijc en is dat de borg(er)meeste(r)s alle/ ja(r)e rekeni(n)ge doen(de) van ha(r)en bewinde ende/ alsmen de rekeni(n)ge doen sal datmen doet/ gebieden inde kercke om eene(n) yegelijcken de/ rekeni(n)ge taenhoeren(e) Dit ar(tic)[le] affirme(re)n de/ voirs(creven) arnt svorsters wouter svorsters en(de) peter/ van cuyct It(em) men sal manen arnde svorst(er)s/en(de) woute(re)n svorsters en(de) laureyse van hese oft/
hen niet kenlijc en is dat aen der stadt va(n)/
halen bynne(n) der vryheyt gemaict zijn geweest/
so(m)mege drayboeme(n) dair de buytinge(n) alsoe wel/
mede betaelt hebben als die van bynne(n) Dit/
ar(tic)[el] affirme(re)n de voirs(creven) arnt woute(r) en(de) laureys/
van hese It(em) men sal manen gielijse/
inde eycke en(de) arnde svorsters oft hen niet/
kenlijc en is dat de xx(½) guld(enen) aen ph(ilips)e luydekers/
gefineert niet en zijn bekeert alsoe wel tot/
behoef vand(en) buytingen als van dien va(n) bynne(n)/
De voirs(creven) gielijs inde eycke en(de) arnt svorst(er)s/
affirme(re)n dit ar(tic)[le] It(em) men sal mane(n)/
pete(re)n van cuyct en(de) arnde svorsters oft hen niet/
kenlijc en is dat de xv ryns gulden(en) die/
gefineert zijn aen arnde ysebeele bekeert zijn/
als vo(r)e Dit ar(tic)[le] affirme(re)n de voirs(creven) peter/
van cuyct en(de) arndt svorsters en(de) segge(n) dat tghelt/
de soudeniers hadden dair de buytinge(n) bij wa(r)en/
en(de) dat zij oick som dair bij wa(r)en/
Desgelijcx salmen manen arnde svorsters willem(me)/
van ru(m)mene pete(re)n van cuyct en(de) woute(re)n/
svorsters oft de xv r(yns) gulden(en) die gefineert zijn/
aen henr(icke) smeye(r)s niet en zijn bekeert als vo(r)e/
Willem van ru(m)mene cleert op dit ar(tic)[le] dat hij/
dair bij was d(air) de pe(n)ni(n)gen gehaelt wa(r)en en(de) dat/
die bekeert wa(r)en en(de) totte(n) laste vander stad Ende/
de voirs(creven) arndt de svorst(er)s peter van cuyct en(de)
//
en(de) wouter svorsters affirme(re)n dit selve ar(tic)[le]/ It(em) men sal manen pete(re)n van cuyct arnde svorst(er)s/ arnde svorsters willem(me) vand(er) eect en(de) woute(re)n svorste(r)s/ oft hen niet kenlijc en is dat de vijf ryns guld(enen)/ aen dergename(n) jans van redingen gefineert bekeert/ zijn als vo(r)e Alle de p(er)soen(en) int dit ar(tic)[le] begrepen/ affirme(re)nde selve p(er)soen(en) [ar(tic)[le]] It(em) desgelijcx salme(n)/
manen willem(me) van ru(m)mene en(de) pete(re)n van cuyct/
oft de vijf ryns gulden(en) gefineert aen henr(icke) boele(n)/
niet en zijn bekeert als vo(r)e Op dit ar(tic)[le] cleert/
willem van ru(m)mene dat hij dair bij was dair/
de pe(n)ni(n)gen gehaelt wa(r)en en(de) dat die geleyt wa(r)en/
in scepen(en) com? mair wair die vo(r)en namaels en weet/
hij niet en(de) peter van cuyct affirme(er)t want dassijsen/
d(air) mede gecregen zijn It(em) men sal manen/
arnde en(de) woute(re)n svorsters gielijse inde eycke ende/
pete(re)n van cuyct oft hen niet kenlijc en is dat s(in)[t]/
jansmisse lestleden e(n)nige vande(n) buytingen saten/
in leystinge(n) voir de bede die die van bynne(n)/
en(de) buyten sculdich wa(r)en en(de) oft die noch niet en/
staet o(n)betaelt Arndt en(de) wouter svorsters affirme(re)n/
dit ar(tic)[le] peter van cuyct en weet hier af niet en(de)/
gielijs inde eycke affirmeert oic dit ar(tic)[le] It(em)/
men sal manen den voirg(enoemde) p(er)soen(en) oft hen niet/
kenlijc en is dat metten offic(ie)r en(de) wethoude(re)n/
alsoe gewoenlijc is te doen(e) dov(er)drach vande(n) mutsarde/
en(de) wishoute datmen haelde aen de buytinge(n)/
es ov(er)dragen en(de) gemaict en(de) oft dat niet en gesciede/
om d(er) grooter armoede(n) en(de) om dat thout bynne(n) al/
verbert was Op dit cleert willem va(n) ru(m)mene/
en(de) seet dat hij wel weet dat thout dair gehaelt/
was en(de) dat dair groote armoede was mair/
vanden ov(er)drage en weet hij niet arndt en(de)/
wouter svorsters en(de) willem vand(er) eect clee(re)n dat d(at)/
ov(er)dragen was om dat zij de huysen niet afbreke(n)
//
en souden en(de) datmen dien last te gelijcke betalen/ soude jan van swigerove(n) seet gelijc voirs(creven) is [en(de)?] desgelijcx/ seet laureys van heze en(de) gielijs inde yecke affirme(er)t/ dit ar(tic)[le] Welcke thoenissen in maten voirs(creven)/ bijde voirs(creven) p(ar)tien in wed(er)ssijde geleyt heeft elcke/ der selver p(ar)tien de voirs(creven) reden(en) verhaelt en(de)/ gesustineert elc zijne conclusie te behoude(n) Heeft/ den voirs(creven) raet nae goede deliberacie den voirs(creven)/ p(ar)tien uutgesproken en(de) getermineert voir recht/ en(de) yerst aengaen(de) den eyssche bij dien vanden/ buytingen gedaen den voirs(crevenen) vander stad als van/ iiii[m] ryns gulden(en) vand(er) scaden vanden volcke/ van wapen(en) bij dien vanden buytingen den voirs(crevenen)/ vander stad geeyscht als dat die bedes wijse/ souden wordden gesedt desgelijcx aengaen(de) den/ xxv ryns gulden(en) die zij voir scade van hoye/ have(r) houte en(de) dier gelijcke hebben geeyscht/ dat de selve vanden buytingen d(air) mede zijn v(er)doolt/ ende aengaen(de) den eyssche dier vander stad voirs(creven)/ vand(en) buytingen gedaen Ierst dat nae dbeki(n)ne(n)/ der voirs(crevenen) vand(en) buytingen gedaen op de drie/ yerste pointen vande(n) verantwerden(e) der voirs(crevenen) vand(er)/ stad van nu voirtaen alle lasten bezund(ert) dordinar(ien)/ als beden ende dier gelijcke gesedt sulle(n) wordde(n)/ gelijckelijc alsoe wel op de heertsteden inde(n) buyti(n)ge(n)/ als bynnen der stad Item als vanden hondert leeuwe(n)/ betaelt seke(re)n soudeniers mechelers bij m(ijn) hee(re) van/ nassouwen als bewarde(r) slants aldair gesonden dat/ die bij settingen bedeswijse alsoe wel buyten als/ bynnen zullen wordden vervallen nae doude costume/ It(em) aengaen(de) den ii[ten] pointe van hue(re)n eyssche begripen(de)/ twee p(ar)tien van beden gedragen(de) tsame(n) sessenviertich/ l(i)b(ra) x s(chellingen) dat die inder maten als vo(r)e zullen/ wordden vervallen het en zij dat de voirs(crevenen) vand(en)/ buytingen connen bewijsen die eens betaelt te hebben(e)
//
It(em) op iii[e] en(de) vierde vand(en) eyssche der voirs(crevenen) vand(er)/ stad inhouden(de) deen xxxvi ryns gulden(en) en(de) xv st(uvers)/ joese den busmeester betaelt te hebben ende/ dander xxiii r(yns) guld(enen) zeke(re) cleefsche soudeniers/ bij m(ijn) hee(re) van ghete aldair gesonde(n) betaelt te/ zijne dat die vander stad van die te willen/ setten verdoolt zijn It(em) opt v[te] inhouden(de) xx(½)/ r(yns) guld(enen) lijfpen(sien) aen ph(ilips)e luydickers dat die/ sullen passeren te gemeynen laste en(de) alsoe gesedt/ wordden buyten en(de) bynne(n) het en zij dat de/ voirs(crevenen) vand(en) buytingen co(n)nen bewijsen de pe(n)ni(n)g(en)/ dair aff eens gesedt te zijne It(em) op vi[te] inhouden(de)/ xv ryns gulden(en) lijftochten aen arnde ysabeele/ dat die zullen passeren te gemeynen laste/ en(de) wordden gesedt alsoe wel op die vande(n)/ buytingen als op die van bynne(n) It(em) opt vii[te]/ begrijpen(de) xv ryns gulden(en) lijftochten aen henr(icke)/ smeye(r)s en(de) viii[te] inhouden(de) v ryns gulden(en) aen/ derfgename(n) jans van redingen dat die vand(er)/ stad dair af zijn verdoolt It(em) opt ix[te] inhouden(de)/ vijf ryns gulden(en) aen henricke boelen dat de/ questie dien aengaen(de) sal bliven berusten(de) totter/ decisien vander saken tusschen de voirs(creven) p(ar)tie(n)/ hangen(de) onbeslicht voir de hee(re)n vanden rade/ van brabant It(em) opt x[te] inhouden vi ryns guld(enen)/ eens van vroentcoste dat die mede int gemeyne/ buyten en(de) bynne(n) sullen wordden gesedt het en zij/ dat de voirs(crevenen) vand(en) buytingen connen bewijsen/ dinhouden vanden tweesten pointe vanden eyssche/ der voirs(crevenen) vander stad It(em) opt xi[te] point begripen(de)/ lvi ryns gulden(en) vanden wagen(en) dat die oick/ int gemeyne nae doude costume alsoe wel/ op die van buyten als die van bynne(n) sullen/ wordden gesedt It(em) opt xii[te] en(de) laeste/
//
inhouden(de) tsestich ryns gulden(en) bij dien vander/ stad e(n)nigen gesellen van orlogen gegeven dat/ die vander stad met hue(re)n eyssche in dien zijn/ verdoolt uutgesproken inde(n) vollen rade vand(er)/ stad nove(m)br(is) xxii
//
laten beslichten hoe en(de) in wat manie(re)n de lasten/ gemeynlijc souden wordden gesedt Ende al eest/ zoe dat dien achtervolgen(de) de voirs(crevenen) vande(n) buyti(n)ge(n)/ te meerstonden bereet hebben geweest met hue(re)n/ luden en(de) versocht de voirs(crevenen) vander stad van hale(n)/ van gelijcken te doen(e) en hebben zij nochtans dair/ toe niet conne(n) gecomen/ It(em) all wairt zoe dat des voirs(creven) is niet en wa(r)e gebuert/ zoe soude nochtan van gods en(de) rechts wege(n) behoire(n)/ dat de ghene reden(en) beghe(re)nde reden(en) gebruyken/ soude en(de) den ande(re)n doen Dair af de voirs(crevenen)/ vander stad de co(n)trarie voirtstellen en(de) p(re)tende(re)n/ hue(r) lasten alsoe wel op de voirs(crevenen) vanden buyti(n)ge(n)/ te sette(n) en(de) uuyt te seynden(e) als op hen selve(n)/ sonder te willen letten op de voirs(creven) lasten d(er) voirs(crevenen)/ vanden buytingen die altijt gep(rese)nteert hebben/ en(de) noch p(rese)nteren reden(en) gebruyken(de) soe verre zij hue(r)/ lasten mede setten wouden inde ande(re) nae hue(r)/ faculteyt te contribue(re)n/ It(em) den voirs(crevenen) vander stad noch niet genoech van des/ voirs(creven) is p(re)tende(re)n zij nochtan en(de) stellen voirt buyten/ alle reden(en) en(de) equiteyte den voirs(crevenen) vande(n) buytingen/ en(de) hue(r) heertstede(n) in alle lasten gelijc de hue(re)/ te setten en(de) te taxeren dat zoe niet en behoirt/ want in allen consenten der pri(n)celijch(eyden) bijden lande/ gedaen ghebuert en(de) gebu(r)en dagelijcx dat de/ heertsteden vanden hootsteden meer geven dan/ vanden ande(re)n en(de) de heertstede(n) vanden ande(re)n stede(n)/ meer dan vanden platten lande Beghe(re)n mits/ dien dair op geledt te hebben(e) en(de) den voirs(crevenen)/ vander stad bij uwe wijsheyd(en) soe onderwesen/ dat van gelijcken voir den toecomen(de) tijt niet
//
meer en gebu(r)e mer dat zij in allen lasten d(air) inne/ zij schuldich zijn te contribue(re)n moegen gestaen gelijck/ ande(re)n vanden platten lande/ H(ier) nae volgen de costen en(de) de lasten die die vand(en)/ buytingen voirs(creven) hebben gehadt Inden yersten soe hebbe(n)/ de voirs(crevenen) vanden buytingen moeten houden de ruyte(re)n/ van ph(ilips)e monss(ieu)[r] de ruyte(re)n m(ijns) hee(re)n van ghete de/ ruyte(re)n van petit saliser de ruyte(re)n m(ijns) hee(re)n van chantrain/ en(de) van duetschen knechte(n) te vele en(de) div(er)se stonden/ van welcken ruyte(re)n zij wel schaden gehadt en(de)/ geleden hebben over de vier duysent r(yns) guld(enen)/ It(em) h(ier)enbove(n) zoe zijn die van halen comen ende/ hebben bevolen dat de voirs(crevenen) vanden buytingen/ hen hebben moeten bringen met hue(re)n wagen(en) en(de)/ p(er)den en(de) van huers selfs goede(n) som have(r) som wishout/ en(de) som mutsart en(de) seyden soe verre zij dat niet/ doen en wouden zij souden hen soe vele luyden/ opden hals sinden dat zij blide zijn souden dat/ zij hen geven souden tgene des zij souden beghe(re)n/ d(air) o(m)me zij wel geleden hebben schade de so(m)me/ van viventwintich ryns gulden(en) [Dits dantwerde dier vand(er) stad opden eysch der voirs(crevenen) vand(er) buytingen]/ Om int cortte tantwerden(e) op alsulcke ydele/ en(de) ongefondeerde lange langagien als e(n)nige/ hen seggen(e) vervolch te doen(e) inden name vand(en)/ goeden luden gemeynlijck vander buyti(n)gen der/ stad van halen int impetre(re)n van seke(re)n brieve(n)/ en(de) oick seke(re)n hue(re)n gescriften over ende ter/ belastingen der wethoude(re)n der stad van hale(n)/ en(de) der selver stad voir u eerba(r)en voirsienige(n)/ hee(re)n borg(er)meeste(re)n scepen(en) en(de) raidt der/ goeder stad van loeven(e) te kynne(n) hebben gegeve(n)/ seggen en(de) antwordde(n) de voirs(creven) wethoude(re)n/ tgene dat hier nae volgt
//
Ierst dat te p(re)suppone(re)n is dat de stad van halen/ es gelegen op de frontie(re)n van desen goeden/ lande van brabant meer last in tijden va(n) orloge(n)/ dragen(de) dan ande(re) in midden vande(n) lande gesete(n)/ It(em) dat de voirs(crevenen) hen noemen(de) vanden buytinge(n)/ der voirs(creven) stad zijn a(n)necx en(de) wordden gehoude(n)/ zoe zij altijt hebben geweest van alsoe lange(n)/ tijde dat gheene memorie van mensschen en/ es ter contrarie(n) voir en(de) gelijck den ingeseten(en)/ bynnen der stad aen de merct woenen(de) ende/ dat alle lasten bezund(ert) dordinar(ien) als bede(n) en(de)/ dier gelijcke(n) due(re)nde den selven tijt gelijckelijck/ opde heertsteden bynnen ende buyten hebben/ geweest gesedt ende gedragen/ It(em) dat jairlijcx voir dbesorch van gemeyne(n)/ goede den onderhouden(e) der voirs(creven) stadt va(n)/ ordinancie(n) te maken en(de) lasten te vervallen(e)/ ende de selve stad ende den ingeseten(en) mette(n)/ mi(n)sten lasten tonderhouden(e) geordineert ende/ gemaict wordden zeke(re) wethoude(re)n te weten(e)/ drie borg(er)meesters vii scepen(en) ende oick vii/ gesworen(en) d(air) af deen borg(er)meester en(de) drie scepen(en)/ zijn woenachtich ind(en) buytingen/ It(em) dat beyde bij merckelijcke(n) p(ri)vilegien/ en(de) costume(n) en(de) hercomen due(re)nde den voirs(creven)/ tijt van memorien van mensschen ende dair/ over alle lasten ter ordinan(cien) vanden officie(ren)/ der voirs(creven) stad ende den voirs(creven) wethoude(re)n/ van tijde te tijde vervallen zijn geweest en(de)/ die selve hue(r) ordinancie(n) sonder opposicie/ ter executie(n) hebben geweest gestelt/ It(em) dat van div(er)sen natu(r)en zijn lasten va(n) bede(n)
//
vercoopen van rinten bij ov(er)drage als voi(r)e oft/ van onderhouden vanden luden ten besorge vand(en)/ frontie(re)n vanden steden bij ordinancie(n) ende/ bevele vand(er) princelich(er) staten vanden lande/ oft besorch dair aff hebben(de) dan uuyteringhe/ van volcke van wapen(en) dair af de voirs(creven)/ impetran(ten) groot becroen doen en(de) die wethoud(er)s/ die gelijcke lasten bynnen gehadt hebben en(de)/ en doen dair af egheen vermaen/ It(em) de voirs(creven) reden(en) die baerblijcken(de) openbaer/ en(de) warechtich zijn gepresupponeert ende dair/ op en(de) op de reden(en) die naevolgen sullen/ geledt ende die wel gewegen sal bevonden/ wordden dat de voirs(creven) impetrante(n) tonrechte/ dese moeyte doen welcke reden(en) es Ende/ seggen de selve wethouders dat die impetra(n)te(n)/ die tegen de voirs(creven) wethouders impetre(re)n ende/ tegen de ingeseten(en) der selver stad ende oick/ vanden selven wethouders die der buytingen/ toebehoire(n) van ouden costumen geheel ende/ al zijn geco(n)cludeert metten wethouders int/ geheel om der grooter schaden ende lasten/ die de selve wethouders wil wisten/ hen dagelijcx gebu(r)ende Om welcker scaden/ en(de) lasten wille te vele plaetsen alsoe gebu(r)ende/ hebben de offic(ie)r drie scepen(en) ende den/ borg(er)meester van buyten vergadert zijnde/ eene ordina(n)cie dair op gemaict ende ten/ naistcomen(de) sondage doen tertijt de clocke/ geslagen en(de) hebben ald(air) de borg(er)meeste(re)n/ den gemeynten opgedaen de groote menichfuldig(en)/ lasten die zij bevonden in hue(re)n aencomen(e)/ seggen(de) bidden u lieve gemeynte want ghij nu
//
hoort de groote lasten van stucke te stucke/ die de stad heeft bevi(n)den(de) datme(n) dien niet/ en can v(oer)bijgaen ten moet betaelt zijn Ende/ desgelijcx van onsen luden die sitten in/ leystingen te thienen te diest en(de) de juweelen/ die wij ontleent hebben die staen te lu(m)bairde(n)/ dwelck den voirs(creven) wethouders al es tot huer(er)/ grooten en(de) verderffelijke scaden Om welke/ te wederleggen(e) en(de) te wederstaen(e) hebben de/ voirs(creven) wethouders eendrechtelijck ov(er)dragen/ onder uwer hee(re)n van loeven(e) correctie tgene/ dat noyt geschiet en is geweest als datme(n)/ tgemeyn broeck verhu(r)en mocht eene(n) t(er)mijn/ van drie ja(r)en en(de) tgelt beke(r)en inde groote/ lasten en(de) aen den ghenen die de stadt/ praemden dwelc den gemeynte(n) gecundicht/ zijnde wa(r)en e(n)nige die seyden datmen/ dat niet doen en soude noch ne(m)mermeer/ gestaden en souden Welcker gemeynte(n) nu t(er)tijt/ een deel is tegen hue(r) wethouders impetren(ten)/ wair o(m)me de selve wethouders niet en dorste(n)/ voirts attempte(re)n en(de) oick mits dat noyt van/ ouden tijden geestimeert en was Ende hebbe(n)/ alsoe de geheel wet soe wel van buyten/ als van bynnen vergadert zijnde de helicht/ van hue(re)n lasten doen setten bij v p(er)soene(n) te/ weten(e) drie van buyten en(de) twee van bynne(n)/ en(de) den eedt ten heyligen dair op gedaen/ dair nae twee van buyten en(de) twee van/ bynnen oick gheeedt de settinge en(de) de/ rekeni(n)ge te heffen(e) en(de) te doen(e) ende de
//
pe(n)ni(n)gen te bekeeren(e) alsoe dat vo(r)e geordineert/ es Te weten(e) inde lu(m)bairden dair de pande/ leysten totter so(m)men gedragen(de) die de stad schuldich/ is viii[c] ryns gulden(en) dair af gesedt zijn in/ deser settingen omtrint iiii[c] ryns gulden(en) laten(de)/ de ande(re) iiii[c] ryns gulden(en) staen in wesen(e) tot/ derre tijt toe dese settinge betaelt soude zijn wa(n)t/ de ondersaten zoe van bynne(n) zoe van buyte(n) zee(r)/ arm zijn nochtan moeten de ande(re) iiii[c] ryns guld(enen)/ betaelt zijn want de borg(er)meeste(re)n bevonden/ hebben die wettige scult zijnde/ It(em) op de twee yerste pointen d(er) voirs(creven) impetran(ten)/ te kynne(n) geven(de) ruere(n)de de handteringhe/ die bij uwer hee(re)n voirsate(n) soude hebbe(n) geweest/ en(de) dat zij reden(en) gebruyken(de) seke(re) offe(re)n ende/ p(rese)ntatien souden hebben gedaen (et)c(etera)/ Antwerden en(de) seggen de voirs(creven) wethoude(re)n/ dat d(air) op luttel off niet en is te letten(e) ende/ en is niet dan colens? gesocht ende ontky(n)nen/ e(n)nige t(er)minacie gegeven te zijne submissie/ te moeten aengaen en(de) en is egheenssins gefu(n)deert/ uuyteri(n)ge oft last van volcke van wapen(en) te/ willen co(m)pere(re)n oft gelijcken tegen vercoope va(n)/ rinten lasten van beden ende onderhoude(n) van/ besloten steden Men en sal oick niet bevi(n)den/ dat tot noch toe e(n)nige steden zulcken last/ van volcke van wapen(en) oft uuyteringe(n) eenige/ plaetsen afgenomen heeft oft dat oick in/ sulcken oft dier gelijken lasten bij gemeynen/ settingen het zij bijden staten vanden lande/ oft oick e(n)nige p(ar)ticulie(re) plaetsen vervalle(n) zijn/ geweest mair dat elcke plaetse hue(r) avontu(r)e/ verwachten(de) zijne lasten heeft gedrage(n) wel mach
//
wair zijn dat in consenten ende in ordinar(ien)/ lasten van beden vercoopen van renten oft der/ orlogen wille van luydicke gedaen die/ plaetsen meest gelast hebben(de) geweest dair/ inne zijn geweest verschoont Dwelc de voirs(creven)/ wethoude(re)n alsoe wel voi(r)e de voirs(crevenen) vande(n)/ buytinge(n) hebbe(n) v(er)worve(n) als voir hen selve(n)/ It(em) op tderde pointe aengaen(de) de(n) heertstede(n)/ ende va(n) hue(re)n beclagen in dien (et)c(etera) antw(er)den/ de voirs(creven) wethoude(re)n dat zij van dien bliven bijd(en)/ inhouden(e) vanden ii[ten] pointe van desen hue(re)n/ gescriften renie(re)n tselve voir verhaelt tot/ dien uuygev(en)? dat de heertsteden buyten alsoe/ goet en(de) van meerder importancie(n) zijn dan de/ heertsteden bynnen want wel deen helicht oft/ d(air) omtrint van dien van bynne(n) leven vanden/ heylige(n)gheeste It(em) op iiii[de] en(de) v[te]/ ru(r)ende specificatie alsoe die vande(n) buyting(en)/ seggen van hueren lasten segge(n) de wethoud(eren)/ dat sober specificatie is al wair d(air) op te letten(e)/ des neen mits den reden(en) vo(r)e in gene(n) v(er)claert/ en(de) ontkynne(n) e(n)nige lasten gegeven te hebben(e)/ o(m)me have(r) inden buytingen sonder betalinge/ te halen(e) mair is wel wair nae dien de/ luden van wapen(en) inder stad liggen(de) alle thout/ dair bynne(n) zijnde verberent hadden ende tot/ dien e(n)nige huysen afgebroken ende geschint/ soe waert ov(er)dragen bijden offic(ie)r en(de) wethoud(ere)n/ dat thout inder buytingen soude wordde(n) gecrege(n)/ dair af eene(n)yegelijcken nae zijn faculteyt/ te weten(e) de rijcxste zijn part in dien/ werdde gehouden It(em) dat die/ lasten bijden voirs(creven) wethoude(re)n overgegeven zijn
//
gesedt nae der voirs(creven) ouder costumen bij gemeyne(n)/ ov(er)drage der voirs(creven) offic(ie)r en(de) wethoude(re)n/ alle welcke pointen soe verre die in feyte/ gelegen zijn ende ontkint werdden de voirs(creven)/ wethoude(re)n offere(n) te thoen(en) sonder hen tot/ overtuldich(eit) te verbinden(e) Seggen(de) voirt/ hue(r) conclusie dat bij bekynnen oft thoenen/ gebleken bij uwer hee(re)n t(er)minacie uuytgesproke(n)/ en(de) getermineert sal wordden dat de voirs(creven)/ impetran(ten) dit hue(r) vervolch tonrechte doen/ en(de) met quader saken dat die lasten van/ beden vercoopen van renten ende ond(er)houde(n)/ van volcke van wapen(en) inder voirs(creven) stad die/ als vo(r)e frontier is gesedt bij gemeyne(n) ov(er)drage/ vanden voirs(creven) offic(ie)r en(de) wethoude(re)n betaelt/ selen wordden naevolgen(de) den selven ov(er)drage/ in all aenroepende uwer hee(re)n goedertieren/ officie onder alle beneficie en(de) p(ro)testatie van/ rechte [dit zijn de gebreken dier vand(er) stad] Het is waer dat/ sint jansmisse lestleden ten aencomen(e) vanden/ borg(er)meester van halen nu zijnde bevonden/ is geweest de voirs(creven) stad in grooten swaren/ laste alsoe hier onder gespecificeert staet d(air)/ voi(r)e van so(m)megen stucken noch opden dach/ van heden groote leystinge geschiede ende noch/ lange geschieden sullen ten zij dat alsulcken/ bede als de borg(er)meesters en(de) de wet voirs(creven) met/ gesworen(en) eede gesedt hebben behoirlijck gelijc/ de beden gewoenlijc zijn te setten(e) want hen/ niet moegelijck en is anderssins de lasten te/ wederstaen(e) ende te verdragen(e)/ Inden yersten omtrint kersmisse lestlede(n) zijn/ inde voirs(creven) stad gesonden geweest uut bevele/ m(ijns) hee(re)n van nassouwe(n) om de stad te bewaren(e)
//
want zijs grootelijck van noode wa(r)en hond(er)t soudeniers/ de welcke mechelers wa(r)en de welcke dair/ liggen(de) reysden e(n)nige gedeputeerden aen onsen/ gened(igen) hee(re) en(de) aen der stad van loeven(e) om te/ vernemen(e) op wat vorweerden de voirs(creven) soudeniers/ aldair gesonden wa(r)en mair en consten van/ nieman(de) bijstant oft behulp dair af gehebben?/ en(de) heeft de stad die selve moete(n) betalen en(de)/ de pe(n)ningen te lu(m)bairden op hue(r) pande moete(n)/ halen die oick alnoch dair staen ten grooten/ so(m)me(n) gedragen(de) die soudie va(n) die(n) hondert leeuwen/ It(em) heeft noch de selve stad betaelt ende v(er)leet/ te loeven(e) inden wissel twee div(er)se beden die/ zij niet gesedt en heeft mits dat zij cleyne/ wa(r)en te weten(e) deene van xxvi l(i)b(ra) artois ende/ dande(re) van xx l(i)b(ra) en(de) x s(chellingen) It(em) heeft noch/ de selve stad verleet aen joese de(n) busmeester/ die de stad van loeven(e) aldair gesonden heeft/ xxxvi ryns gulden(en) en(de) xv stuv(er)s It(em) noch/ verleet aen seke(re) soudeniers te weten(e) cleefsche/ gesellen die m(ijn) hee(re) van ghete hen gesonden/ hadde van huer(er) soudien xxiii ryns guld(enen)/ Dit zijn gevallen rinten dair vo(r)e va(n) dage/ te dage leystingen geschieden die de voirs(crevenen)/ van halen hebben te betalen Ierst aen/ philipse luydekeers xx(½) ryns gulden(en) lijfpen(sien)/ It(em) aen aerde ysebeele xv ryns gulden(en) It(em)/ aen henricke smeyers xv ryns gulden(en) Item/ aen derfgenamen jans van redingen vijf r(yns)/ gulden(en) It(em) aen henricke boelen v ryns guld(enen)/ It(em) noch van vroentcosten vand(er) selver rinte(n)/ van voir s(in)[t] jansmisse geleden want de borg(er)meest(er)/ nu zijnde e(n)nige bevonde inde vroente sitten(de)/ dieme(n) loste dair vo(r)e vi ryns gulden(en)
//
Item hebben noch de selve van halen moete(n) uuyt/ seynde(n) en(de) uuytgesonden te des(er) tegewoirdig(er) reysen/ weert eenen wagen met drie p(er)den die zij op/ hue(re)n cost moesten leve(re)n te mechele(n) d(air) vo(r)e tsame(n) lvi r(yns) g(uldenen)/ It(em) het is wair dat dien van halen tande(re)n tijden/ bevolen is geweest vand(er) stad van loeven(e) als dat/ zij gheen roef noch gevangen(en) doir hue(r) stadt/ en souden laten passeren en(de) dat dair nae e(n)nige/ gesellen van orlogen van onser zijden quamen/ voir de stad van halen om dair inne te zijne/ dwelc hen gerefuseert was want die va(n) hale(n)/ seyden dat zij e(n)nige gevangen(en) vanden lande/ van luydick hadden en(de) dat zijt d(air) o(m)me niet/ doen en mochten achtervolgen(de) den bevelen(e)/ hen gedaen bijde hee(re)n van loeven(e) quame(n) nochtan/ de selve walen inde stad hen seggen(de) gheene gevang(enen)/ hebben(de) dair af de contrarie bevonden was als zij/ inde stad wa(r)en want zij vier luden aldair geva(n)gen/ brachten die hen die van halen namen ende/ lieten die loopen wair o(m)me de voirs(creven) walen/ die van halen zee(r) gedreycht hebben en(de) hebben/ alsoe moeten een appointement maken tegen de/ voirs(creven) walen om meerder schade te verhueden(e) d(air)/ vo(r)e betaelt tsestich r(yns) gulden(en)/[Dats dantwerde oft wederlegen dier vand(en) buytingen] Hier nae volgt dwederleggen op alsuclcken onredelijke(n)/ ende ongefondeerde(n) eysch als die van halen gedaen/ en(de) geeyscht hebben die vanden buytingen van/ halen ende Ierst op dierste point/ seggen de voirs(crevenen) vanden buytingen dat zij wel/ geloeven dat die van halen hebben gehadt bynne(n)/ huer(er) stad hondert soudeniers mer en is dat/ noyt geweest met hue(re)n consente en(de) all hadde(n)/ zij in zee(r) grooten noot geweest die van halen/ oft hue(r) soudeniers en souden die vanden buyti(n)ge(n)/ niet te baten gecomen hebben gelijc zij dicwijle
//
geweest hebben Ende is oick de buytinge buyte(n)/ vryheyt van halen heeft dien van halen ghelieft/ de soudeniers aen te nemen(e) sonder consent vanden/ buytingen die in vele meerde(re)n noode saten dan/ die van halen soe gelieft dien vanden buyti(n)g(en)/ wel dat die van halen die betalen voir hue(r)/ besorch soe de voirs(crevenen) vanden buytinge(n) hen selven/ tot hue(re)n laste hebben moeten besorgen/ It(em) op ii[te] seggen zij zoe verre die van halen/ conne(n) gethoenen dat die bede gemeynlijc op dlant/ gesedt is geweest en(de) dat die vanden buytingen/ niet mede gegouden en hebben en(de) thoene(n) quitan(cie)/ dat zij die betaelt hebben voir die vand(en) buyti(n)ge(n)/ zoe p(rese)nteren zij der stad hue(r) part en(de) advenant/ gheerne te betalen(e) It(em) op iii[e] point/ seggen die vanden buytingen dat zij dair af/ hopen ongehouden te zijne want de busmeester/ hen noyt te baten en quam ende al hadden zij/ dien van halen aengesocht gelijck zij gedaen hebbe(n)/ te hebben(e) poede(r) oft geschut die van halen weyg(er)den/ hen dat nochtan dat zij de palen zijn van halen/ ende liggen vele sorchelijcker dan die van halen/ doen ende oft zij tonder wa(r)en gegaen soude/ desen goeden lande meer inco(n)veniente(n) scande schade(n)/ ende lasten moegen toecomen dan all wair/ de voirscr(even) stadt tonder gegaen/ It(em) op iiii[e] seggen die vanden buytinge(n) gelijc/ zij vo(r)e geseet hebben en(de) all en hebben zij in hue(r)/ soudie niet gelegen zoe hebben zij hen nochtan moete(n)/ tetene en(de) te drincken geven bij fortsen soe wa(n)neer/ zij uuter stad van halen quamen en(de) hebben dair bij/ alsoe vele oft meerde(r) schade(n) gelede(n) dan die/ va(n) halen hoe wel zij die soudie hebben moegen/ verleggen It(em) op v[te] seggen zij
//
dat zoe verre die van halen connen bewijsen dat/ zij die finan(cien) gedaen hebben inden orbo(r)e mede vand(en)/ buytingen en(de) die noot gesedt geweest p(rese)nteren/ zij huere advenant te betalen(e)/ It(em) op vi[te] is te weten(e) en(de) seggen de voirs(crevenen) vande(n) buytinge(n)/ dat in dien zij noyt consent gedragen en hebben dan/ hondert ryns gulden(en) te vercoopen en(de) alsoe p(rese)nte(re)n zij/ d(er) stad te betalen hue(re) advenant vande(n) c r(yns) gulden(en)/ metten co(m)me(r) mer vanden l ryns gulden(en) en weten zij/ niet noch en was dat noyt geco(n)senteert mits den/ welcken zij d(air) af hopen ongehouden te zijne/ It(em) op vii[te] seggen zij dat zij hue(r) part ende/ advenant wel en(de) loflijc betaelt hebben niet min/ zijn e(n)nige vanden buytingen noch in gebreke zijn zij/ wel te vrede(n) zoe verre die van halen co(n)nen bewijsen/ dat zij comen panden den genen die in gebreke zijn/ van dien It(em) op viii[te] seggen die vand(en)/ buytingen dat zij dat wel betaelt hebben en(de) is d(air)/ af geweest eene gemeyne bede ende hebben die/ vander stad d(air)enbove(n) noch finan(cien) gemaict zoe moege(n)/ zij die betalen It(em) op ix[te] seggen die/ vanden buytingen dat zij d(air) af niet en sulle(n) betale(n)/ want die van halen hebben die finan(cien) gemaict sond(er)/ hue(re)n consente ende mette(n) selven gecregen de assijse/ de welcke zij noch hebben dat noyt gesien en was/ dwelc is ter contrarien van dien vanden buytingen/ dwelc noch steet inde cancell(ie)r ons gened(ichs) hee(re)n onbeslicht/ It(em) op x[te] seggen zij dat zij dair af niet betalen en/ sullen al hadden zij al geconsenteert des voirs(creven) is/ des neen want en heeft noyt bede gesedt geweest/ zij en hebben die altijt betaelt zoe in tijts dat van/ hue(re)n wegen dair op noyt scade geschiet en is/ geweest mer hebben die van halen laten op hue(r)/ bede e(n)nighe costen doen doen dan soe vele/ dat die betaelt wordden/ It(em) op xi[te] seggen zij dat zij dair af hope(n) ongehoud(en)
//
te zijne want zij dien niet gesonden en hebben in/ orbo(r)e oft prouffijte van onsen gened(igen) hee(re) noch dat/ hen dat oick niet geconsenteert en is bij dien/ vanden buytingen It(em) op xii[te] segge(n)/ die vanden buytingen dat zij dair af hope(n) ongehoude(n)/ te zijne want hadden die van halen hen soe stercke/ gemaict dat zij die walen niet inne gelaten en/ hadden noch oic ongelijck en hadden gedaen zij en/ souden niet hebben moeten beteren ende all gelieft/ dien van halen de lx ryns gulden(en) te eysschen(e) hebbe(n)/ zij nochtan weder oft zij weten dat te hebben(e) vande(n)/ gevangen(en) die zij uut liete(n) gae(n) xx oft xxv r(yns) g(uldenen)/ It(em) all des voirs(creven) is niet tegenstaen(de) soe p(rese)nteren/ nochtan die vand(en) buytinge(n) te helpen betalen d(er) stad/ van halen hue(re) advenant van alle costen en(de) lasten/ die die van halen gedaen en(de) geleden hebben zoe/ verre die van halen hen willen hulpen betalen/ hue(r) costen en(de) lasten die zij gehadt hebben/ Alle en(de) yegewelcke pointe(n) zoe verre zij in/ feyte gelegen zijn en(de) hen dat bij dien van halen/ ontkint wordt zoe p(rese)nteren die vande(n) buytingen/ te thoenen(e) sonder hen dair af tot onv(er)tuldiger/ proeven te wordden gestelt Heeft den voirs(creven)/ raet de voirs(creven) p(ar)tien ter eenre en(de) ter ande(r) zijden/ nae dien de selve p(ar)tien elc op des anders gescrifte/ hebben geweest gehoirt om hen soe verre het mogelijc/ wa(r)e geweest minlijc te verliken gewesen tot hue(re)n/ thoene yerst en(de) voir all de voirs(crevenen) vande(n) buytingen/ gehoirt p(ar) credit vel non credit op dantwerde d(er) voirs(crevenen)/ vander stad die onder den ande(re)n bekinden warachtich/ zijnde dinhouden vanden drie yerste(n) pointe(n) vand(en)/ verantwerden(e) Ende als den dach van thoene(n) bij/ p(ar)tien genomen diende hebben zij ov(er)gegeve(n) zeke(re)/ ar(tic)[len] bij formen van interrogatorien en(de) d(air) op gethoent
//
inder maten en(de) formen als hier nae volgt Ende/ yerst volgen de int(er)rogatorie(n) dier vand(en) buyti(n)gen/ interrogatorien dier vanden buytinge(n) gesete(n)/ omtrint der stad van halen tegen de wethoud(er)s/ der stad van halen Inden yersten beghe(re)n/ de voirs(crevenen) vand(en) buytingen gemaent te hebben(e)/ willem(me) vander waerden nu t(er)tijt scepen(e) vanden/ buytingen en(de) henricke schoesitters oft hen niet/ kynlijk en is dat tande(re)n tiden voir uwer hee(re)n/ voirsaten wethoude(re)n der goeder stad van loeven(e)/ questie heeft geweest tusschen de voirs(creven) partie(n)/ dair onder den ande(re)n bij dien van buyti(n)gen/ geclaegt was vander verderffelijcker scaden bij hen/ geleden welck point oft ar(tic)[el] de voirs(creven) getuyge(n)/ tsamen confirme(re)n Item den selven oft/ hen niet kenlijc en is dat alsdoen bij mi(n)lijcke(n)/ appointeme(n)te der hee(re)n der goeder stad va(n) loeven(e)/ geseedt was dat p(ar)tien in wed(er)zijde nemen soude(n)/ goede ma(n)nen om hen te laten beslichten en(de) te/ ov(er)comen hoe en(de) in wat manie(re)n de voirs(creven) laste(n)/ souden wordde(n) gesedt en(de) oft die vand(en) buyting(en)/ dair toe niet altijt en hebben bereert geweest/ en(de) dien vander stad dicke en(de) menichwerf/ dair toe versocht welck ar(tic)[el] sij oic tsamen co(n)/ firme(re)n It(em) den selven henr(icke) scoesitt(er)s/ janne vand(en) vynne willem(me) vander eect pete(re)n/ van bakele en(de) pete(re)n van beetze oft zij va(n) hue(re)n/ jongen tide altijt niet en hebben gewoent inde buyti(n)ge/ van halen en(de) oft hem niet kenlijc en is dat va(n)/ alsoe langen tide als hen gedinct als die vand(er)/ stad e(n)nige ordinan(cien) oft setten van laste hebbe(n)/ willen sette(n) oft ordine(re)n dat zij dat bij voirgaen(de)/ clocslage ende consente vand(en) gemeynte(n) plege(n)
//
te doen(e) en(de) anders niet alle de voirs(creven) p(er)soene(n)/ affirme(re)n dierste clausele en(de) opde ii[te] clausele/ seggen zij dat hen kenlijc is dat alle setti(n)ge(n)/ van laste(n) altijt hebben gesedt met co(n)sente
//
willem vander eect seet dat hij hier af niet en/ weet jan vanden vynne seet dat hij een voederhouts/ sant dande(re) wordens versocht mer zij en sandens/ niet It(em) den selve(n) oft d(air)enbove(n) de ruyters/ bynne(n) der stad liggen(de) niet en zijn come(n) inde buyti(n)ge/ en(de) hebben ald(air) te vele plaetsen have(r) gevaet en(de) som/ selve wech gevuert bynne(n) der stad ende som/ bedwonge(n) den luden vand(en) buytingen die te/ moete(n) vu(r)en bynne(n) der stad jan vande(n) vynne en(de)/ henr(ick) scoesitters sandent dair en(de) moeste(n) dat doe(n)/ mer die van bynne(n) en dedens hen niet doen en(de)/ dande(re) en dedens niet It(em) men sal manen/ willem(me) vander eect henricke wiggers en(de) mychiele/ vander eect pete(re)n van bakele en(de) henr(icke) va(n) surple/ oft hen niet kenlijc en is dat tande(re)n tiden eenen/ gemeynen last es geweest gesedt op die van bynnen/ en(de) van buyten om te betalen(e) zeke(re) pe(n)ningen die zij/ gheve(n) m(ijn) hee(re) den meye(re) van loeven(e) voir seke(re)/ appointemente(n) die hij voir de selve stad ende der/ gemeynte(n) aen ons(en) gened(igen) hee(re) hertoge kaerle ende/ den busscop van luydick salig(er) gedachten gemaict/ hadde en(de) oft die vand(en) buytinge(n) hue(r) part ende/ porcie van dien der stad niet en hebben opgeleet/ en(de) betailt uuyt hue(re)n buydel mit gereden pe(n)ni(n)g(en)/ met settinge en(de) sonder finan(cien) henrick van surpele/ peter van bakele mychiel vand(er) eect en(de) henric/ wiggers affierme(re)n tvoirs(creven) ar(tic)[el] ende willem vand(er)/ eect weet dat de betalinge gedaen is/ It(em) den selven oft hen niet kenlijc en is dat die/ vand(en) buytinge(n) vand(en) iii[c] xiiii lichte gulden(en) die/ die van buyten en(de) bynne(n) mits appointeme(n)te gemaict/ bij middele m(ijns) hee(re)n smeye(r)s van loeven(e) geven/ moesten betaelt hebben met ge(re)den pe(n)ninge(n) ond(er)/ hen met settinge(n) gehaelt huer part en(de) advenant/ van dien sonder dair op ten laste van die van/ bynne(n) e(n)nige finan(cien) te maken wair bij de v r(yns) g(uldenen)
//
in dien bij die van halen ter finan(cien) gehaelt aen de/ erfgename(n) jans van redingen niet sculdich en zij(n)/ tot hue(re)n laste te comen alle de voirs(creven) p(er)soen(en) affirme(re)n/ dit ar(tic)[el] uutgenomen willem vand(er) eect die wel/ weet dat de betalinge gedaen is Ite(m) alle de(n)/ voirs(creven) p(er)sonen salmen manen oft hen niet kenlijc/ en is dat alle beden ons gened(ichs) hee(re)n van wagen(en)/ peerden en(de) ande(re)n uuytgesonden eene gemeyne/ bede altijt gesedt heeft geweest en(de) dat die/ vand(en) buytingen hue(r) part en(de) porcie van dien/ altijt hebben betaelt in tijts eer e(n)nige schade/ oft last dair op gedaen wort met ge(re)den pe(n)ning(en)/ uut hue(re)n buydel en(de) met settingen sonder finan(cien)/ willem vander eect seet dat hij van des(er) ar(tic)[el]/ niet en weet henr(ick) van surpele en(de) peter van/ bakele seggen dat zij anders niet en weten en(de)/ dande(re) seggen dat elc voir zijne(n) p(er)soen wel betaelt/ heeft sijn bede sonder schade Item men sal/ manen It(em) men sal manen ghijsbrechte stine(n)/ machiele vander eect pete(re)n van beets janne van/ ijpe(re)n en(de) henricke selkairts oft hen niet kenlijc en/ es dat de xv ryns gulden(en) die gefineert [zij(n)] aen henr(icke)/ smeye(r)s niet en wa(r)en gefineert om te vervallen(e)/ de groote bede ons gened(ichs) hee(re)n inde(n) ja(r)e voirlede(n)/ gesedt en(de) oft de selve vand(en) buytinge(n) huer porcie/ en(de) advenant van dier bede(n) bedtschewijse onder/ hen niet gesedt en(de) gehaelt en hebben en(de) uut/ hue(re)n buydele selve betaelt sonder finan(cien) henrick/ van surpele peter van bakele en(de) peter beets affirme(re)n/ tvoirs(creven) ar(tic)[el] desgelijcx affirme(er)t henrick selkairts/ ghijsbrecht stine(n) affirm(eer)t oick It(em) den selve(n)/ oft hen niet kenlijc en is dat in deser beden mede/ gesedt was den last vande(n) wagen(en) en(de) p(eer)de(n) die/ te vlaende(re)n gesonden wert en(de) dien last va(n) hue(re)n/ deele en(de) porcie uut hue(re)n buydele sonder finan(cien)/ met gereede(n) pe(n)nige(n) en(de) settinge betaelt is geweest
//
Alle de voirs(creven) p(er)soen(en) affirme(re)n dit ar(tic)[le] It(em)/ men sal mane(n) ghijsbrechte stijnen en(de) mychiele va(n)d(er)/ eect oft hen niet kenlijc en is dat zij de voirs(creven)/ bede van dier vanden buytingen in den name vand(er)/ stad hebben gehaven dit arti(c)[le] co(n)firme(re)n de/ voirs(creven) ghijsbrecht en(de) mychiel It(em) men sal/ manen mychiele vander eect als borg(er)meester/ vand(en) buytingen oft hem nyet kenlijc en is/ dat hij ontboden heeft geweest bij die van/ halen om consent te dragen inde settinghe die/ de selve van bynne(n) doen wouden ten gemeyne(n)/ laste van buyten en(de) bynne(n) op de settinge bij hen/ zeder gedaen dair nu de meeste questie af is/ ende dat de selve mychiel die tuycht horen(de)/ de grote onredelich(eit) vanden lasten die zij op de/ buytingen mede dragen wouden gheenssins/ dair inne consente(re)n en woude en(de) dat hij alsoe/ bij tselve consent en(de) overdrach gheenssins geweest/ en heeft Op dit ar(tic)[le] seet de voirs(creven) mychiel/ dat hij bij hen was en(de) dair was beg(eer)t de setti(n)ge/
//
philips bijder gracien gods hertoghe van/ bourgoingnen van loth(ie)r van brabant ende van/ lymborch greve van vlaende(re)n van artois van/
//
het en wa(r)e dat hen bij ons genedelijc d(air) op/ wordde versien dair om zij ons oetmoedelijc/ hebben gebeden Soe doen wij te weten(e) dat/ wij nae goede informacie die wij hebben doe(n)/ nemen op tgheen dat voirscreve(n) steet aensien(de)/ dat onse voirs(creven) stad van halen is gelege opten/ utersten pael ons lants van brabant ende op/ dat de goede lude en(de) ingeseten(en) der selver/ te meer gehouden zijn en(de) oick maicht moege(n)/ hebben die selve onse stad aen haeren porte(n)/ mueren vesten en(de) [oic] grachten te repare(re)n ende te/ fortifice(re)n tonser en(de) ons gemeynts lants eere(n)/ orber en(de) versekernissen hebben navolgende/ tgheen dat wij bevijnden in des voir(screven) steet/ te zijn gehanteert onser voirs(creven) stat gegonnen en(de)/ verleent gonnen en(de) verleenen uut desen brieve/ dat in allen toecomen(de) tiden onse scepen(en) aldair/ uut onsen meyer die bij ons en(de) bij onsen naco/ melingen hertoge(n) en(de) h(er)togi(n)nen van braba(n)t ald(air)/ inder tijt gestelt sal wesen tallen tiden als hen/ samentlijc dat om gemeyn orber ende in/ starkernissen van ons(er) hoocheyt en(de) hee(r)licheyt/ nut en(de) orbelijc sal duncken selen moege(n)/ maken en(de) ordine(re)n alrehande statute(n) en(de) ordinan(cien)/ dienen(de) totter policien ende den gemeyne(n) orber/ ende den rasten en(de) vreden van onsen goeden/ luden en(de) ond(er)sete(n) ende dair op sette(n) alrehande/ kuere(n) correctie(n) en(de) broeken die de gene v(er)bore(n)/ sullen die bevonden sullen wordde(n) dair tegen/ doen(de) oft gedaen hebben(de) ende die voirs(creven)/ statute(n) ordinan(cien) kuere(n) correction en(de) brueken/ en(de) oic de gene die voirmaels gemaict ende/ gestatitueert zijn geweest verandere(n) en(de) modere(re)n/ tallen tiden als hen dat om gemeynen orber
//
en(de) in starckenissen van onser hooch(eyt) en(de) hee(r)licheyt/ nut sal duncken Van welcken kue(re)n correctien/ en(de) brueken ende oic van allen ande(re)n cuule(n) pene(n)/ en(de) pennincboeten die in ons(er) voirs(creven) stad ofte bi(n)ne(n)/ der banck der selver selen wordde(n) verboert/ die een helicht sal volgen der selver ons(er) stad/ bij handen van onsen meyer ald(air) ende dande(r)/ helicht den selven onsen meyer tonsen behoef/ Ende als gebu(r)en sal yemant in onser voirs(creven)/ stad van halen en(de) bynne(n) der banc der selver/ bij onsen voirs(creven) meyer gecalengeert aengetast oft/ te rechte betoge(n) te werden van saken geschiet bute(n)/ onser voirs(creven) stad oft hoerer banc dair af selen/ die pene(n) correctien en(de) broeken onsen meye(r)/ tonsen behoef geheel volgen ende onse voirs(creven)/ stad en sal dair inne egheen recht oft deel/ hebben Ende desgelijcx en sal oick de selve/ onse stad niet gericht zijn in e(n)nigen penen/ broeken correctie(n) oft verboirte(n) spruyten(de) uut/ criminelen saken oft die e(n)nichssins aenru(r)en/ lijf oft let oft des dair aen cleeft al woirde(n)/ die oic civilijc inne geset aengesproke(n) gevo(n)/ nist gecorrigeert oft gebetert mer sal allet dat/ dair af comen sal ons en(de) onsen voirs(ceven) nacome/ linge(n) geheelijc volgen sonder argelist Ende/ op dat onse voirs(creven) stad goet ten meesten orber/ en(de) prouffijte der selver moigen werde(n) geregeert/ en(de) niet dair af en verdoncke(ren) noch in ande(re)n/ saken bekeert en werdde(n) willen wij en(de) ordine(re)n/ dat van nu voirtaen(e) alle jair opte(n) xx[sten] dach d(er) mae(n)t/ van junio die gene die dat voirleden(en) jair/ selen hebben gehadt dbewint van ons(er) voirs(creven) stad/ goeden int ontfange en(de) uutgeve(n) dair af hoe(r)
//
rekeni(n)ge sculdich sullen zijn te doen(e) openbairlijck/ voir onsen meyer scepen(en) raide en(de) allen onsen/ goeden luden en(de) onderseten die dair bij sullen/ willen comen allet in gescrifte tegen welke rekeni(n)/ ghe eenyegelijc sal moegen seggen en(de) die wed(er)legge(n)/ En(de) op dat wederleggen soe verre e(n)nichsins gescille/ geschiede selen onsen meyer en(de) scepen(en) hoore(n)/ die gelegentheyt en(de) hen dair af informe(re)n ende/ daerenteynden die rekeni(n)ge sluyten lidende d(air)/ inne tgene dat hen redelijc ende doerslaen(de)/ tgheen dat hen onredelijc sal duncken Ende/ soe verre ons geliefde in e(n)nigen tiden e(n)nige va(n)/ onsen rade dair bij te schicken als men die reke/ ninge doen sal soe selen die selve va(n) ons(en)/ raide die ke(n)nisse d(air) af hebben horen(de) niet te/ min op al dat avijs en(de) goetduncken van onsen/ meyer en(de) scepen(en) voirs(creven) Behoudelijc ons altijt/ in al dat voirs(creven) steet onser hoocheyt hee(r)licheit/ erffelicheit en(de) demaine(n) die wij willen dat/ geheel ende ongequest bliven sonder dat onse/ voirs(creven) meyer en(de) scepen(en) ten achterdeel oft p(re)judicie(n)/ der selver e(n)nige statuyten oft ordinan(cien) selen/ moegen maken oft hen dierre onderwinde(n) in/ e(n)niger manie(re)n ende al sonder argelist Ontbied(en)/ dair om en(de) bevelen onsen drossete va(n) braba(n)t/ onsen meyer van thiene(n) ende van halen en(de)/ allen onsen ande(re)n ambachteren richte(re)n dienne(re)n/ en(de) onderseten nu zijnde ende namaels wesen(de)/ en(de) allen ande(re)n dien dat aengaen mach dat sij/ ons(er) voirs(creven) stad van halen van des(er) voirs(creven) ons(er)/ verlievi(n)ge(n) ende allen voirs(creven) pointe(n) rastelijck/ en(de) vredelijc doen ende laten gebruyken sonder/ haer dair tegen e(n)nigen hinder co(m)mer oft letsel
//
te doen oft te laten geschien in e(n)niger manie(re)n/ Ende des torconden hebben wij onsen segel/ aen desen brief doen hangen gegeven in ons(er)/ stad van bruessel ix daghe in decembri int/ jair ons hee(re)n duysent vierhond(er)t negen en(de) vijftich/ aldus gescreve(n) opde plijke bij mijnen hee(re)/ den hertoge dair van zijne(n) raide bij wa(r)en/ ghij hee(re) henrick magn(us) ridder symon van/ herbais lijbrecht hee(re) te meldert en meester claes/ clopper ende geteekent vanderee Item/ men sal manen pauwelse luytgaerden willem(me) va(n) ru(m)mene/ clase sjonghen en(de) janne van meeuwen oft zij niet/ en hebben verkeert te halen over xl ja(r)en ende oft/ hen niet kenlijc en is soe wa(n)neer yet geordineert/ heeft geweest bijden officier
//
geleden is v p(er)soen(en) som van buyten som van bynnen/ quamen voir de came(re) te halen geloepen en(de) seyden/ wij en willen niet houden dat de hee(re)n oft de/ stad van halen geordineert hadden en(de) maicte(n) hen/ rijbel en(de) seyden den clippel sal te we[r]ke gaen/ en(de) dat zij d(air) om gecorrigeert wa(r)en deen met hootvo(n)/ nisse te loeven(e) gehaelt die deden elc eene(n) wech/ s(in)[t] eewouts in elzeten en(de) dande(re) wa(r)en ondermans/ die quamen blootshoede(n) en(de) ongegort met eend(er)/ berrender kerssen en(de) baden der wet v(er)gheffenisse/ It(em) men sal manen den selven p(er)soen(en) oft hen niet/ kenlijc en is dat in voirleden(en) tide e(n)nige p(er)soen(en)/ geweest hebben die seyden tegen der wethoude(re)n/ ordina(n)cie en(de) dat dier hebben moeten openbaerlijc/ beteri(n)ge doen en(de) oft niet en zijn e(n)nige vanden/ buytinge geweest die beteringe gedaen hebben/ op dit ar(tic)[el] clee(re)n de voirs(creven) p(er)soen(en) dat zij wel ge/ weten hebben dat questie geweest is en(de) dat die/ van buyten blootshooden quame(n) vergheffenisse bidde(n)/ mair [wair] af en weten zij niet It(em) men sal mane(n)/ clase sjongen en(de) willem(me) van ru(m)mene wat officie(re)/ zij dicke in de stad van halen gehadt hebben Op/ dit ar(tic)[le] cleert de voirs(creven) willem va(n) ru(m)mene/ dat hij heeft geweest wethoude(r) scepen(e) en(de) vorste(r)/ en(de) de voirs(creven) claes sjonge(n) cleert dat
//
metten wethouders van bynnen en(de) den offic(ie)r Aldair/ eendrechtelijc geordineert is geweest eene settinge/ te doen(e) vand(er) so(m)men van iiii[c] ryns gulden(en) oft/ d(air) omtrint en(de) oft die settinge niet en is gecon/ senteert alsoe wel op de buytinge(n) als die van/ bynne(n) nae der ouder costume(n) en(de) oft d(air) toe/ niet genomen en zijn v bedesett(er)s die nae/ ouder costumen hue(re)n eedt d(air) op gedaen hebben/ dit ar(tic)[le] affirme(re)n de voirs(creven) willem vander eect/ willem vand(er) waerde(n) en(de) gheert van wynge/ It(em) den selven salmen manen oft vanden voirs(creven)/ v bedesetters niet en woenen de drie buyte(n) en(de)/ de twee bynnen en(de) oic oft nae dese bede/ gesedt zijnde niet genomen en zijn iiii ontfang(er)s/ die oic dair op hue(re)n eedt gedaen hebben en(de)/ oft dair af niet en zijn de twee van buyten/ en(de) twee van bynnen om de pe(n)ni(n)gen te bekeeren(e)/ dair toe zij geordineert zijn dit a
//
en(de) ov(er)gegeven metten wethouders van bynnen/ gelijckelijck gesloten te seynden(e) ph(ilips)e swave meye(r)/ van halen eenen wagen inden dienste ons gened(ichs)/ hee(ren) des rooms coni(n)ck en(de) oft dien wagen niet/ en is gesonden geweest om beters wille en(de) om/ meer scaden te vervallen(e) die zij vand(en) artillerie(n)/ meester souden hebben moegen lijden Dit ar(tic)[le]/ affirme(re)n de voirs(creven) willem vander eect gheert va(n)/ wynge en(de) mychiel vander eect en(de) willem vand(er)/ waerden seet dat hij dair niet tegewoirdich en was/ It(em) men sal manen pete(re)n van cuyct arnde svorsters/ laureyse van heze janne van zwigeroven ende/ henricke wiggers oft hen niet kenlijc en is dat/ zoe wat geordineert is geweest bijden offic(ier)r en(de)/ wethoude(re)n dat altijt onderhouden is geweest/ nae der ouder costumen alsoe wel op de buyti(n)gen/ als op die van bynne(n) ende soe wa(n)neer de co(n)trarie/ bevonden heeft geweest in woirden wercken oft/ oick in weygeri(n)gen van betalinge(n) oft dat niet en/ heeft ter executie(n) gestelt geweest Dit ar(tic)[le]/ affirme(re)n alle de voirs(creven) p(er)soen(en) in dit ar(tic)[le] geruert/ It(em) den selven salmen manen oft hen n(iet) kenlijc/ en is dat in voirleden(en) tiden de lasten vanden/ busmeesters en(de) van wagen(en) die gesonden wa(r)en/ ter orlogen en(de) tverloop van rinten die de stad/ sculdich is niet gesedt en
//
alsoe dat oic blijct bijder quitan(cien) dair af zijnde Op/ dit ar(tic)[le] deponeert willem vander eect dat hij niet/ en weet oft de twee beden betaelt zijn mer hij weet/ wel dat zij nu gesedt zijt willem vand(er) waerden/ cleert datter twee beden wa(r)en en(de) datmen ghelt/ dair toe leende en(de) gheert van wynge seet dat d(er)/ bede gesedt was mer hoe vele en weet hij niet/ sij en weten gheen van alle(n) hoe groot de so(m)me/ was int geheele de voirs(creven) wille(m) vander waerde(n)/ en(de) willem vander eect clee(re)n dat haer so(m)me(n) wa(r)en/ xxvi oft xxii It(em) beghe(re)n de selve wethoude(re)n/ gevisiteert te hebben(e) de voirs(creven) quitan(cien) die zij voir u/ hee(re)n exhibe(re)n inhouden(de) soe h(ier) nae volgt Den/ xxiii[te(n)] dach van mey lxxxvi be(n)nick adriaen v(er)heylwige(n)/ wissele(r) te loeven(e) gere(n)boursert vand(er) stad van hale(n)/ vander beden van xii[m] in merte lestlede(n) opgehave(n)/ beloepen(de) xxvi l(ib)r(a) ii s(chellingen) art(ois) alst blijct bij mijnder cedulle(n)/ gescr(even) (et)c(etera) en(de) geteekent heylwijghen De stadt/ van halen heeft volbetaelt in mijnen handen/ huer porcie vand(en) l[m] gulden(en) onlanx geco(n)senteert/ beloepen(de) cx l(ib)r(a) iiii s(chellingen) ende voe(r) m(ijn) hee(re)n va(n) nassouwe(n)/ de so(m)me van xx l(ib)r(a) ii s(chellingen) vi (denieren) geschiet xxvi julii/ lxxxvi geteekent heylwijgen It(em) men sal/ manen arnde svorsters woute(re)n svorsters en(de) pete(re)n/ van cuyct oft zij niet van langen tijde geweest/ en hebben inde officie te weten(e) als borg(er)meesters/ oft scepen(en) en(de) oft hen niet kenlijc en is dat der/ stad goet oft van reste van beden oft oic va(n) pe(n)ni(n)g(en)/ die gehaelt zijn ter finan(cien) niet bekeert en zijn/ inder stad prouffijt in rechtv(aar)dige stucke(n) Ende/ oft zij niet dicke en(de) menichwerf gehoirt en hebben/ achter hen en(de) voir hen dat zij op de stad oft oic/ op de ondersete(n) meer doerbracht hebben dan zij/ schuldich sijn te doen(e) van rechte op dyerste point/ van desen ar(tic)[le] affirme(re)n zij int selve point geruert/ dat alle finan(cien) en(de) pe(n)ning(en) bekeert tot gemeynen/ prouffijte En(de) op dand(er) point clee(re)n zij dat de buyti(n)g(en)/ dicwijle achter
//
zijt doerbracht hadden It(em) den selven oft/ hen niet kenlijc en is dat de borg(er)meeste(r)s alle/ ja(r)e rekeni(n)ge doen(de) van ha(r)en bewinde ende/ alsmen de rekeni(n)ge doen sal datmen doet/ gebieden inde kercke om eene(n) yegelijcken de/ rekeni(n)ge taenhoeren(e) Dit ar(tic)[le] affirme(re)n de/ voirs(creven) arnt svorsters wouter svorsters en(de) peter/ van cuyct It(em) men sal manen arnde svorst(er)s/
//
en(de) wouter svorsters affirme(re)n dit selve ar(tic)[le]/ It(em) men sal manen pete(re)n van cuyct arnde svorst(er)s/ arnde svorsters willem(me) vand(er) eect en(de) woute(re)n svorste(r)s/ oft hen niet kenlijc en is dat de vijf ryns guld(enen)/ aen dergename(n) jans van redingen gefineert bekeert/ zijn als vo(r)e Alle de p(er)soen(en) int dit ar(tic)[le] begrepen/ affirme(re)n
//
en souden en(de) datmen dien last te gelijcke betalen/ soude jan van swigerove(n) seet gelijc voirs(creven) is [en(de)?] desgelijcx/ seet laureys van heze en(de) gielijs inde yecke affirme(er)t/ dit ar(tic)[le] Welcke thoenissen in maten voirs(creven)/ bijde voirs(creven) p(ar)tien in wed(er)ssijde geleyt heeft elcke/ der selver p(ar)tien de voirs(creven) reden(en) verhaelt en(de)/ gesustineert elc zijne conclusie te behoude(n) Heeft/ den voirs(creven) raet nae goede deliberacie den voirs(creven)/ p(ar)tien uutgesproken en(de) getermineert voir recht/ en(de) yerst aengaen(de) den eyssche bij dien vanden/ buytingen gedaen den voirs(crevenen) vander stad als van/ iiii[m] ryns gulden(en) vand(er) scaden vanden volcke/ van wapen(en) bij dien vanden buytingen den voirs(crevenen)/ vander stad geeyscht als dat die bedes wijse/ souden wordden gesedt desgelijcx aengaen(de) den/ xxv ryns gulden(en) die zij voir scade van hoye/ have(r) houte en(de) dier gelijcke hebben geeyscht/ dat de selve vanden buytingen d(air) mede zijn v(er)doolt/ ende aengaen(de) den eyssche dier vander stad voirs(creven)/ vand(en) buytingen gedaen Ierst dat nae dbeki(n)ne(n)/ der voirs(crevenen) vand(en) buytingen gedaen op de drie/ yerste pointen vande(n) verantwerden(e) der voirs(crevenen) vand(er)/ stad van nu voirtaen alle lasten bezund(ert) dordinar(ien)/ als beden ende dier gelijcke gesedt sulle(n) wordde(n)/ gelijckelijc alsoe wel op de heertsteden inde(n) buyti(n)ge(n)/ als bynnen der stad Item als vanden hondert leeuwe(n)/ betaelt seke(re)n soudeniers mechelers bij m(ijn) hee(re) van/ nassouwen als bewarde(r) slants aldair gesonden dat/ die bij settingen bedeswijse alsoe wel buyten als/ bynnen zullen wordden vervallen nae doude costume/ It(em) aengaen(de) den ii[ten] pointe van hue(re)n eyssche begripen(de)/ twee p(ar)tien van beden gedragen(de) tsame(n) sessenviertich/ l(i)b(ra) x s(chellingen) dat die inder maten als vo(r)e zullen/ wordden vervallen het en zij dat de voirs(crevenen) vand(en)/ buytingen connen bewijsen die eens betaelt te hebben(e)
//
It(em) op iii[e] en(de) vierde vand(en) eyssche der voirs(crevenen) vand(er)/ stad inhouden(de) deen xxxvi ryns gulden(en) en(de) xv st(uvers)/ joese den busmeester betaelt te hebben ende/ dander xxiii r(yns) guld(enen) zeke(re) cleefsche soudeniers/ bij m(ijn) hee(re) van ghete aldair gesonde(n) betaelt te/ zijne dat die vander stad van die te willen/ setten verdoolt zijn It(em) opt v[te] inhouden(de) xx(½)/ r(yns) guld(enen) lijfpen(sien) aen ph(ilips)e luydickers dat die/ sullen passeren te gemeynen laste en(de) alsoe gesedt/ wordden buyten en(de) bynne(n) het en zij dat de/ voirs(crevenen) vand(en) buytingen co(n)nen bewijsen de pe(n)ni(n)g(en)/ dair aff eens gesedt te zijne It(em) op vi[te] inhouden(de)/ xv ryns gulden(en) lijftochten aen arnde ysabeele/ dat die zullen passeren te gemeynen laste/ en(de) wordden gesedt alsoe wel op die vande(n)/ buytingen als op die van bynne(n) It(em) opt vii[te]/ begrijpen(de) xv ryns gulden(en) lijftochten aen henr(icke)/ smeye(r)s en(de) viii[te] inhouden(de) v ryns gulden(en) aen/ derfgename(n) jans van redingen dat die vand(er)/ stad dair af zijn verdoolt It(em) opt ix[te] inhouden(de)/ vijf ryns gulden(en) aen henricke boelen dat de/ questie dien aengaen(de) sal bliven berusten(de) totter/ decisien vander saken tusschen de voirs(creven) p(ar)tie(n)/ hangen(de) onbeslicht voir de hee(re)n vanden rade/ van brabant It(em) opt x[te] inhouden vi ryns guld(enen)/ eens van vroentcoste dat die mede int gemeyne/ buyten en(de) bynne(n) sullen wordden gesedt het en zij/ dat de voirs(crevenen) vand(en) buytingen connen bewijsen/ dinhouden vanden tweesten pointe vanden eyssche/ der voirs(crevenen) vander stad It(em) opt xi[te] point begripen(de)/ lvi ryns gulden(en) vanden wagen(en) dat die oick/ int gemeyne nae doude costume alsoe wel/ op die van buyten als die van bynne(n) sullen/ wordden gesedt It(em) opt xii[te] en(de) laeste/
//
inhouden(de) tsestich ryns gulden(en) bij dien vander/ stad e(n)nigen gesellen van orlogen gegeven dat/ die vander stad met hue(re)n eyssche in dien zijn/ verdoolt uutgesproken inde(n) vollen rade vand(er)/ stad nove(m)br(is) xxii
Nagekeken door: myriam bols , Mi-Je Van Gils
Moderator: Mi-Je Van Gils
Laatste update:: 2018-07-16 door The Administrator