Vand(er) aenspraken die jan willems als lieutenan(t)/ m(ijns) hee(re)n smeyers van loven(e) gedaen heeft op willem(me)/ peter thijs sone porte(r) van des(er) stadt seggen(de) dat op/ ande(re)n tijden als de haestige siecte oft pestilencie/ regeerde te [vacat] en(de) d(air) omtre(n)t bijde(n) offici(er)/ en(de) scepen(en) ald(air) voir dbesorch vande(n) goeden liede(n)/ en(de) ingeseten(en) overdrage(n) en(de) gestatueert wert dat/ niema(n)t dair alsulke(n) siecte regeerde oft bijde sieken/ verkeerde oft die verwaerde zijne beesten nerge(re)ns/ noch voirde(r) drive(n) en soude dan op sijn erve op de/ verbuerte soe wie de contra(r)ie dade van thien rinschg(ulden)/ Dat de voirs(creven) poirte(r) van huyse te huyse hadde gegaen/ de sieken verwaert en(de) de dooden gescrijnt en(de) niet/ achten(de) opde voirs(creven) verboden en(de) ordinan(cien) hadde hij zijne/ beesten gedreve(n) alo(m)me te div(er)sen plecken bynne(n)/ den voirs(creven) dorpe onder en(de) bij ande(re) beesten d(air) uuyt/ groot inco(n)venie(n)t hadde moege(n) come(n) welke/ pointe(n) soe v(er)re hem die wordden ontki(n)t hij p(rese)nteerde/ te thoene(n) sond(er) hem tot ov(er)tuldich(eit) te verbinden/ hopen(de) voir zijne conclusie de pointe(n) hem bekint/ oft by ontkinne(n) gethoe(n)t dat hij gehoude(n) soude/ sijn de voirs(creven) thien rinschguld(en) op te leggen/ en(de) te betalen en(de) des geliefde hem tvo(n)nisse D(air)op/ de voirs(creven) willem hem verantweerden(de) dede seggen/ dat hem van desen eyssche niet en conde genoech/ verwonde(re)n gemerct hadde hij alsoe hij bekinde gedae(n)/ te hebben de sieken verwaert en(de) dooden gescrijnt dat/ dat was een werck van ontfermhertich(eit) en(de) d(air) af niet/ en behoirde tot eene(n) begripe gestelt te wordden en(de)/ aengaen(de) den beesten dede hij seggen dat al mocht/ hij e(n)nige hebben gehuet dat hij dat hadde gedaen/ inden name van zijne(n) meest(er) en(de) als gehuerde/ knape p(rese)nte(re)nde zijne(n) eedt dat hij vand(en) v(er)bode/ oft ordinan(cien) bijden meye(re) geruert noyt en hadde/ gehoirt noch d(air) af en wiste te spreken voir dat
//
de scouth(eit) van hem hadde doen vange(n) in welken/ aentaste bove(n) dien dat hij hem seyde porte(r) te zijne/ bij ruwelijck van smijten(e) stooten(e) en(de) bloetreysen(e) hadde/ geweest getracteert d(air) af hij p(ro)testeerde zijn recht/ te vervolgen(e) in tijden en(de) wilen hopen(de) voir zijne/ co(n)clusie der aenspraken ongehouden te zijne hem des/gedra getroosten(de) totte(n) vo(n)nisse Es gewijst met vo(n)nisse/ der hee(re)n scepen(en) van loven(e) soe verre de porte(r)/ den eedt doet soe hij dien gep(rese)nteert heeft/ dat hij d(er) aenspraken ongehouden sal zijn In sca(m)pno/ p(rese)nt(ibus) lyefke(n)rode hoeve(n) tybe thiene(n) septe(m)br(is) xii