It(em) jan sp(er)mage sone wilen jans heeft geloeft willem(me) de/ wynne geheeten van schore dat hij alsulken twee/ rinschguld(en) erffelijck als v jan vand(er) rijst becke(r) te/ percke heeft op twee huysen des voirs(creven) jans gelegen/ opde biest neve(n) den ouden s(in)t jacop en(de) op een huys/ willems de wynne voirs(creven) gelegen inden conten/ aenstoot jairlijcx en(de) van t(er)mijne te t(er)mijne als die/ vallen en(de) verschine(n) sullen betalen sal alsoe in tijts/ dat den voirs(creven) willem(me) noch zijne(n) goeden d(air) af gheene/ scade comen en sal en(de) oft des gebuerde heeft de voirs(creven)/ jan den voirs(creven) willem(me) geloeft te ontheffen(e) met allen/ costen en(de) lasten zij wa(r)en van rechte oft ande(re) tamq(uam)/ ass(ecutu)[m] cora(m) lyefke(n)rode hoeve(n) septe(m)br(is) xii