Item ter meerd(er) vestich(eit) den voirs(creven) hee(re)n pete(re)n van/ zijnd(er) voirs(creven) rinten te geschien(e) heeft de voirs(creven) jorijs/ hem pantsgewijse met ja(n)ne de putte(re) vorste(r) in/ handen gestelt eenen silve(re)n vergulden gewronge(n)/ wat(er)pot met eene(n) vierca(n)ten totele met eene(n) schilde/ opt decsel gea(m)mailleert met drie staecrocken en(de)/ met swertten armijne(n) des voirs(creven) jorijs wapen(en) met/ eenen voete v(er)gult ronso(m)me met gaetkens inden selve(n)/ voet It(em) vi gewrongen croesen de boerden v(er)gult met/ puckelen ronso(m)me geteekent inden bodem metten/ leeuwe sluyten(de) inden voirs(creven) croes Wegen(de) tsamen/ xi [m(erck)] i(½) [once] om dinhoudt en(de) tvoldoen vand(en) voirs(creven)/ scepen(en) brieve(n) met v(er)coopen(en) der voirs(creven) juweele(n) en(de)/ met rechte d(aer)aen te v(er)halen ende oft(er) overde dat/ sal den selven jorijse te baten comen en(de) oft(er) gebrake/ dat sal de voirs(creven) h(er) pet(er) moegen v(er)halen opden voirs(creven)/ jorijse en(de) zijn goede Ende de voirs(creven) rinte afgeleet/ zijnde heeft geloeft de voirs(creven) h(er) pet(er) renu(n)c(ians) de voirs(creven)/ juweelen te restitue(re)n eisd(em)