It(em) her lodewijck pynnock ridd(er) hee(re) te velpe(n) vand(er)/ horst hoofmeest(er) ons alre gened(ichs)[te] hee(re)n eertsh(er)togen/ philips meye(r) van loeven(en) (et)c(etera) in p(rese)ncia heeft geloeft/ h(er) henricke van himtpost hee(re) tot wicrode (et)c(etera) In/ gevalle bevonde(n) wordt dair en(de) alsoe dat sal moegen/ behoiren dat h(er) henrick van witham [ridd(er)] hee(re) tot bout(er)sem (et)c(etera)/ die een lange wijle geweest heeft gevange(n) des voers(creven)/ h(er) henr(icks) van himtpost den selve(n) van himtpost te/ betalen(e) de so(m)me va(n) drie duyse(n)t vijf hond(er)t goude(n) ryns/ guld(en) dat hij die so(m)me oft alsoe vele als bevonden sal/ wordden hem oplegge(n) ende betale(n) sal als v(er)reycte schout/ in alle der vuege(n) en(de) manie(re)n dande(r) borge(n) des voers(creven)/ hee(re)n henricks van witham dat geloeft hebben te/ betalen(e) cor(am) pynnock vynck julii xvi