Item henr(ic) pynnock renu(n)cie(re)nde in desen van alsulke(n)/ impetracien en(de) brieve(n) ons(er) genad(ichs)[ter] hee(re)n als bij/ hem verworven zijn d(air) mede hij div(er)se zijne creditue(re)n/ en(de) onder den ande(re)n hee(re)n ja(n)ne pynnock ridd(er) zijnd(er)/ huysvr(ouwe) en(de) hee(re)n ja(n)ne sicx priest(er) gedaicht heeft/ voir de hee(re)n vand(en) rade van brabant om te/ hebben cortsel afslach en(de) redelijke(n) t(er)mijne(n) heeft/ gelooft der huysvr(ouwe) des voirs(creven) hee(re)n jans pynnock/ en(de) hee(re)n ja(n)ne [six] priest(er) voirs(creven) dat hij he(n) en(de) elk(en)
//
van hen betalen sal tghene des hij van verschen(en) rinten/ tot des(en) dage gevalle(n) schuldich is met oic der helicht/ vand(en) coste(n) die zij int impetre(re)n en(de) execute(re)n van/ seke(re)n ons(er) voirs(creven) genad(ichs)[ten] hee(re)n brieve(n) betalen sal/ half binnen de vie(r) sinxen(en) dagen naistcomen(de) en(de)/ dander helicht binne(n) der maent van oechst vervolgen(de)/ telke(n) t(er)mijne als vervolchde schout cor(am) lyefk(enrode)/ buetsele maii iiii