It(em) peeter van genef cleermake(r) als p(ro)cur(eur) en(de) gemechticht/ van lijsbetten loycx sijnder moeder soe hij dat dede blijken/ met oepen(en) brieve(n) der stad van dordricht in hollant/ metten zegel ten saken der selver stad dair op gedruct/ in p(rese)nt(ia) heeft gekint ende geleden gehave(n) en(de) ontfang(en)/ te hebben(de) van janne wijlen de wairzege(re) sone wijle(n)/ was arnts sesthien ryns guld(en) te xx st(uvers) tstuck en(de)/ van janne van hoevelde en(de) (christ)iane van dyeven/ execut(eu)rs vande(n) testame(n)te desselfs wijlen jans drie/ en(de) veertich ryns guld(en) te xx st(uvers) tstuck als voir/ dafleggen van drie ryns guld(en) erflijc mette(n) acht(er)stelle/ van twee jae(re)n die de voirs(creven) wijlen jan de voirs(creven)/ lijsbetten schuld(ich) was met scepen(en) br(iev)[en] van loeven(e)/ die de voirs(creven) executeurs bekint hebbe(n) hen bijde(n) voirs(creven)/ peete(re)n overgelevert te sijne Scelden(de) d(aer) o(m)me des/ voirs(creven) jans goede den executuers en(de) alle ande(re) vand(er)
//
voirs(creven) drie r(insche) g(ulden) erflijck met alle achterstelle(n) dair af/ uuitstaen(de) volcomelijck quijt promittens non alloqui/ sed war(ans) erga m(at)rem et alios quoscu(m)q(ue) prout cor(am)/ berghe borch febr(uarii) xv