It(em) willem van gheele die met scepen(en) brieve(n) van/ loeven(e) opden voirs(creven) anth(onis) van wynghe ende sijnen/ borghen heeft twee peet(er)s erflijck It(em) een croone/ te xxvii st(uvers) erflijck ende noch drie croon(en) erflijck te/ xxiiii st(uvers) tstuck heeft gecleert bij zijnen eede in handen/ des voirs(creven) symoens bellens vorste(r) datmen ter causen/ vand(en) voirs(creven) twee peet(er)s tachter is van xix/ ja(r)en It(em) vand(en) voirs(creven) xxvii st(uvers) erflijck van xi/ ja(r)en ende vand(en) voirs(creven) drie croone(n) erflijck van xix/ ja(r)en die beloope(n) metten costen dairop gedaen gedragen(de)/ tot xxxviii st(uvers) tsamen hondert negenthien ryns guld(en)/ seven stuvers Dair tegen deselve willem gequiteert/ heeft xl ryns guld(en) eens blijft lxxix r(yns) g(ulden) vii stuv(er)s/ current(er) mu(n)ten It(em) ende de hootpe(n)ning(en) vand(er) voirs(creven)/ rinten gedragen hondert eene(n)twintich ryns guld(en)/ thien stuvers v(alent) tsame(n) tweehondert r(yns) g(ulden) seventhien/ stuvers Op welke voirs(creven) so(m)me van ii[c] r(yns) g(ulden) xvii st(uvers)/ de voirs(creven) willem bekint heeft uuyt handen des voirs(creven)/ henricx de hey(m)momez vand(en) voirs(creven) pri(n)cipale(n) pe(n)ni(n)g(en)
//
vanden coope der voirs(creven) goeden comen(de) de so(m)me van/ tweehondert achtendetsechtich ryns guld(en) sesse stuvers/ currenter mu(n)ten van welker so(m)men van ii[c] lxviii/ ryns guld(en) vi stuvers de voirs(creven) willem gelooft/ heeft inne te stane ende warant te zijne In gevalle/ als voe(r) bliven(de) op sijn recht ende ouderdom van zijne(n)/ brieven ende beleyden Ende heeft voirts geloeft/ mits des voirs(creven) es den voirs(creven) henr(icken) los te houden/ van allen verschenen(en) rinten opde goeden voirs(creven)/ dair inne henrick op ghiste(re)n gegoet es verschenen/ totten dage toe vanden palmslage derselver/ goeden insgelijcx henr(icken) voirs(creven) los te houde(n) vand(en)/ po(n)tpe(n)ni(n)g(en) ende heerlijken rechten ter causen vand(en)/ voirs(creven) goeden verschenen met oick alle beslagen/ opde voirs(creven) pe(n)ningen gedaen ende dat al te/ verantwerden sonder cost oft last des voirs(creven) henr(icke)/ ende sijnder goede(n) voirs(creven) dies come(n) den selven/ willem(me) noch in desen te baten de hootpe(n)ni(n)g(en)/ vand(en) vijf ryns guld(en) erflijck op ghiste(re)n den voirs(creven)/ willem(me) bij henr(icken) voirs(creven) geloeft dewelke yerst/ int vercoopen geseet wa(r)en dat de cappellanen/ hadden opde voirs(creven) goeden ende sijn bevonde(n) uuyte(n)/ voirs(creven) goeden niet gaende mair uuyte(n) huys(en) inde/ coestrate die henr(icke) hem geloeft heeft uuyt te/ reyken soe wa(n)neer zij des achtervolgen(de) der voirs(creven)/ gelufte(n) hieraf op ghiste(re)n gedaen sullen sijn overcome(n)/ ende beslicht Cor(am) eisd(em)