It(em) symoen le bonnir geheete(n) delvaul sone wijlen reyn(er)s/ woenen(de) te laetinck in p(rese)ntia heeft geloeft barthelmeeuse/ de ruyssche als p(ro)cur(ator) ende tot behoef des godshuys/ van tshertogen eylande bij ghempe seven mudden/ corens pag(abilis) cu(m) va(n)no mate van loeven(e) en(de) alsulke(n) pacht/ alsmen jairlijcx wynnen(de) is op de lande te laetinc die hij ald(air)/ vand(en) voirs(creven) godshuyse in pechting(en) houden(de) is De twee/ mudde(n) dair af ts(in)t andr(iesmiss)[e] een mudde te kers(miss)[e] beyde naistc(omende)/ ende de ande(re) vie(r) mudd(en) van s(in)t andr(iesmiss)[e] naistcomen(de) over een/ jair te betalen(e) ende te loeven(e) inde herberghe vand(en) godshuyse/ te leve(re)n quol(ibe)t ass(ecutu)[m] als voir de verloope(n) pachte(n) van ix/ halste(re)n corens tsjaers verschene(n) zedert s(in)t andriesmisse a(nn)[o]/ xcii incluys met oic den pachte die s(in)t andr(iesmiss)[e] naistcomen(de)/ vallen sal dair mede begrepen van des voirs(creven) godshuys/ landen die hij in pechting(en) houden(de) is Ende de voirs(creven)/ symoen heeft bekint vand(en) voirs(creven) termijnen verschene(n) zedert/ den voirs(creven) s(in)t andr(iesmiss)[e] a(n)no xcii tot desen dage toe cortsel/ en(de) afslach gehadt te hebben(e) voir de schade vand(en) volke/ van wapen(en) ende anderssins eene(n) jairpacht va(n) welken/ cortsele van dien t(er)mijnen hij bekinde te vreden te wesen/ en(de) bove(n) tcortsel dat hij noch gehadt hadde vand(en) jae(re)n/ dair te vore(n) Ende heeft noch geloeft de voirs(creven) symoen/ den voirs(creven) barth(elmeeuse) acht st(uvers) bynne(n) acht dag(en) naistc(omende) te/ betalen(e) t(am)q(uam) ass(ectu)[m] cor(am) pynnock borch nove(m)br(is) vii