It(em) loenijs vander eycken renu(n)c(ians) heeft geloeft jacoppe/ vynger te betalen(e) sessendertich ryns guld(en) te xx/ st(uvers) tstuck drie pl(a)c(ken) den stuver Te weten(e) de neghen/ dair af tussche(n) dit ende loeven(e) kermisse naistcomen(de)/ ende ombegrepen de drie dair af bynne(n) acht oft xiiii/ nachte(n) dair nae ende tsurplus van dan voirtane/ tvie(re)ndeel dair af van halve(n) jae(re) te halve(n) jae(re) te/ betalen(e) quol(ibe)t ass(ecutu)[m] Ende hier voe(r) es borghe als/ voe(r) de xxvii ryns guld(en) ende niet voirde(r) jan/ breeman cuype(r) Et p(ri)m(us) Met conditie(n) eest dat de/ voirs(creven) loenijs gebreckelijck wae(re) inde voirs(creven) ix r(yns)/ guld(en) te betalen(e) ten voirs(creven) yersten termijne soe sal / hij gehoude(n) sijn dair voe(r) te betalen(e) xv ryns guld(en)/ en(de) dese gelufte geheel te nyeute sijn Ende sal alsd(an)/ de voirs(creven) jacop de voirs(creven) xxvii r(yns) g(ulden) verhalen/ opten voirs(creven) breeman metten bescheede dat hij nu heeft/ It(em) de voirs(creven) loenijs heeft geloeft jacoppe opte/ / leggen alle wettige costen die hij hem eysschen(de) is/ ad mo(nitionem) dair hij op bekint seven ryns guld(en) gehave(n)/ te hebben(e) ende oft die costen soe vele niet en loope(n)/ sal hem dat aende voirs(creven) negen r(yns) guld(en) afcortten/ met vorweerden dat breeman altoes gestaen sal mett(er)/ betaling(en) van xxvii r(yns) g(ulden) cor(am) borch boech(out) julii xxii