Item jan van bierbeke godevarts soen heeft claesse van stakenborch/ in handen ghesedt eenen scepen(en) brief van loven die hem bekynt/ hebben jan vanden hove arnts soen henric vanden zijpe lodewijc/ uuten lyeminghen ende dieric de mol van v mudden rox d(er) mate(n)/ van loven lijfpensien tot des selfs jans live dwelc gesciede/ v dage in junio xiiii[c] xxxiii jair en(de) dat tot des(er) meyninge(n)/ dat de voirs(creven) claes den selven brief behouden sall tott aend(en) tijt/ de voirs(creven) jan den selven claesse tot jans behoef vanden hove alzulke(n)/ vestich(eit) gesedt heeft dat hij den voirg(enoemde) janne vanden hove vand(en)/ voirs(creven) pensien noch oec nyemand die namaels den selve(n) brief/ crigen mach nu(m)mermeer aenspreken vexe(re)n moeyen noch/ quellen en sall mids dat de voirs(creven) jan sijn aengedeelte vand(en)/ selv(er) pensien te weten de twee mudde vanden viven betaelt/ en(de) afgeleegt heeft en(de) dat gesciet sall claes den voirs(creven) brief/ janne van bierbeke wedergeven cor(am) smacht ov(er)winge iunior/ dec(embris) iii