It(em) want jan vand(er) valporte(n) in deen zijden en(de) wille(m)/ van baussele en(de) wout(er) wittema(n) nat(ur)lic in dande(re)/ questie hebben van ii halste(re)n corens erfs pachts die/ de voirs(creven) jan bevonden heeft op zeker erve in sijnre/ deylingen begrepe(n) meer dan men bevijnden sal/ dat inde scheydinge vanden selve(n) goede(n) vernoemt/ was So hebben geloeft de selve willem en(de) / wout(er) bevijndt men bij de gheene die ov(er) de schei/ dinge wae(re)n dat alle de laste van coren/ buyten he(re)n tsijse genoempt wae(re)n uutgesceide(n)/ de voirs(creven) ii halst(eren) corens dat zij dan den selve(n)/ ja(n)ne vande(n) ii derdendeel vanden voirs(creven) halst(er)/ corens rastoer doen [selen] en(de) l h(alsteren) selen eene(n) hen d(aer)af/

te hulpe nacende? cor(am) eisd(em)