It(em) de voirs(creven) claes heeft geloeft den voirs(creven) geerde in handen te sette(n) tussche(n)/ dit ende van heden ov(er) xiiii nachte(n) voir den meye(r) ende scepen(en) van wezemale/ xxxiii roeden lants gelege(n) te wezemale tusschen de goede des voirs(creven)/ claes ende de goede jans van loven(en) It(em) een eusel houden(de) een dach(mael)/ gelege(n) ald(aer) tusschen de goede jans van loven(en) in beyden zijden tott(er) tijt/ toe dat de selve claes den voirs(creven) geerde vanden voirs(creven) (½) mudde rox/ onthave(n) ende gelost hebben sal et t(antu)m Voert meer heeft de selve/ claes den voirs(creven) gheerde voir scepen(en) van loven(en) gheloeft over te geve(n)/ tusschen dit ende van heden ov(er) viii dagen naestcomen(de) eene(n) lijftocht brief/ van eene(n) mudde rox lijfpensien staende d ten live des vors(creven) claes ten/ selve(n) rechte dat de selve claes dien heeft Den welken ond(er) scepen(en) van/ loven(en) v voirs(creven) sal blive(n) liggen(de) te dien eynde oft de selve geert/ van jare te jare vand(er) selv(er) lijfpencien vanden selven clase niet onthave(n)/ en worde dat hij oeck v dan mette(n) selven lijfpencie brieve op de ghene/ die de lijfpensie sculdich sijn ende op huer goede sal moge(n) verhalen/(½) mudde rox ende niet meer ende vanden ande(re)n halve(n) mudde den/ selven clase restitucie doen Ende den voirs(creven) gheerde vande(n) voirs(creven)/ clase vanden voirs(creven) corenne gelost sijnde so sal dan t(er) stont den/ voirs(creven) brief den voirs(creven) clase wed(er) worden cor(am) eisd(em)