It(em) s(er)vaes zeghers woene(n)de inde hoelstrate in p(rese)n(ci)[a] / heeft genome(n) en(de) bekent dat hij genome(n) heeft / van goerde go roelofs nat(uer)lic drie [ii(½)] dach(mael) lants luttel / min oft meer gelegen opde hoeve aenden muer des / cloest(er)s van p(er)cke tusschen de goede maghtelden pijlijsers / op deen zijde en(de) de goede jans vanden morte(re) / op dande(re) Te houden te hebben en(de) te wynnen / van halfmeerte leestleden eene(n) t(er)mijn van sesse / jae(re)n lang due(re)nde Elcx jaers dae(re)n bynne(n) o(m)me / en(de) voe(r) vi gulden pet(er)s te xviii stuv(er)s mo(ne)[te] d(omi)ni / ph(ilipp)i duc(is) alle jae(re) s(en)[te] andries misse apostels te betalen / en(de) te loeven te leve(re)n den voirs(creven) goede den voirs(creven) / t(er)mijn due(re)nde quoli(bet) ass(ecutu)[m] It(em) es voerw(er)de dat de voirs(creven) / s(er)vaes tvoirs(creven) lant bynne(n) sijne(n) voirs(creven) t(er)mijne wel /ov(er)mesten sal twee werf ov(er)mesten sal en(de) dat wynne(n) / en(de) werve(n) gelijck sijne(n) regenoeten bove(n) en(de) beneden / cor(am) lombart pynnock junii xxvii