It(em) symon vand(er) bare(n) fili(us) balduini vand(er) baren de beerghe p(ri)[(us)] emancip(atus) / in p(rese)nc(ia) recognovit nych heeft gekint en(de) gelijdt met wille en(de) consente / des vors(creven) bauduijns en(de) jouffr(ouwe) marie(n) vand(er) brugge(n) sijns wijfs in wettig(er) / deylinge(n) gevallen sijnde claese en(de) bauduijne vand(er) bare(n) sijne / bruede(re)n en(de) kynde(re)n d(er) vors(creven) gehuyssche(n) te voe(re)n uut hue(re)n vors(creven) vad(er) / brode gedaen de twee de[r]de derdegedeelte van allen / den ombu omberuerliken en(de) erfliken goede(n) het sij vande(n) leengoede(n) tchijsgoede(n) / eyghengoede(n) te wavre te beerghe en(de) eswar by(n)ne(n) den lande van brab(ant) gelegen / In huysen hoven wynnen(de) landen beemden eeusselen chijsen rinten erf / pachten en(de) wijng(ar)den de welke bliven sullen nae en(de) vand(er) doot / des vors(creven) baud(uijns) en(de) joffr(ouwe) marie(n) sinen wijve vad(er) en(de) moed(er) d(er) vors(creven) / kind(ere)n Op welke goede de vors(creven) symoen tot behoef d(er) vors(creven) / sijnen brued(ere)n behoirlic met eenen halme verteg(en) heeft geloven(de) / de selve symoen den vors(creven) gebr(uederen) vanden vors(creven) tweederde(n)deele / alt(oes) genoech te doene en(de) vanden selven alsoe v(er)re alst leen / goede sijn Soe wa(n)neer den vors(creven) clase en(de) baud(uijne) geliefde oft des / eens van hen geliefde voir hof en(de) hee(re) alt(oes) tot hue(re)r manissen / te weten elke(n) van hen van sinen derdengedeelte gued(inghe) en(de) sonder / sijnen cost in deilingen gevallen alsoe dat den vors(creven) gebrued(ere)n vast / en(de) genoech sijn soene Behoud(elijck) alt(oes) den vad(er) en(de) moed(er) en(de) den / lanxte(n) van hen alt(oes) huer tocht inde geheel vors(creven) goede cor(am) / witte ov(er)winge m(ar)tii xxviii /